Toespraak bij het 40-jarig jubileum van LOVER op 26 oktober 2014 in de Vondelbunker te Amsterdam door Ineke van Mourik (oud redactielid).
Terwijl niet zo ver van ons vandaan een heftige oorlog woedt die je ook zou kunnen omschrijven als een oorlog van het ‘vrouwelijke’ principe dat leven heet (democratie, autonomie van vrouwen – de Koerden) tegen een doorgeslagen ‘mannelijk’ principe dat dood heet (IS en hun fascistische totalitaire ideologie), bevinden wij ons in een land dat sinds 1945 vrede kent, en vieren wij feest in een bunker, de Vondelbunker. Hoe ironisch. Oorspronkelijk een schuilkelder, later in de jaren zestig was dit een vrijplaats voor softdrugs en alles wat maar alternatief was. Het siert Lover dat wij hier op deze grassroot plek ons historisch feest vieren.
Lover bestaat 40 jaar en het was geen tocht door de woestijn die nu is geëindigd in het beloofde land, want we zijn nog steeds op weg naar samenlevingen die vrouwen wereldwijd gelijke kansen, waardigheid en autonomie moeten bieden.
Lover bestaat 40 jaar en ik ben trots op deze mijlpaal en ik ben trots op al die vrouwen en mannen die het tijdschrift en nu de website tot een belangrijk podium van de feministische beweging hebben gemaakt.
In het begin van de jaren zeventig en in de daaropvolgende jaren verschenen talloze tijdschriften en tijdschriftjes, er waren vrouwenboekhandels, café’s, vrouwenhuizen en het feministische actiewezen en de feministische cultuur van vrouwenvoetbal tot vrolijke vrouwenfestivals bloeide. Er bestond een uitgebreide subcultuur die eind jaren tachtig, begin jaren negentig langzaam verdampte of werd opgenomen in de zogenaamde mainstream van politiek en instituties.
Was dit het teken van ‘de dood van de feminist’? De ironische titel van deze feestelijke gebeurtenis. De tegenstanders van het feminisme hoopte daar al lang op maar met het feminisme gaat het net zo als met God. De atheïsten willen wel dat hij dood is of gaat, maar het bestaan ervan is hardnekkiger dan zij hoopten. God is onsterfelijk omdat mensen hem in leven houden of in leven willen houden. Het feminisme is hetzelfde lot beschoren en heeft de wonderlijke eigenschap om na een periode van inkeer weer met hernieuwde energie te reïncarneren.
In 1974 verschijn de eerste Lover. Het was de bedoeling om door middel van samenvattingen en besprekingen van publicaties uit alle hoeken van de vrouwenbeweging een breed overzicht te geven van de feministische cultuur. Lover, sloeg op LiteratuurOVERzicht en was niet een nieuw pornoblad zoals menigeen dacht en hoopte.
Van korte signaleringen ontwikkelde Lover zich naar een tijdschrift met meer artikelen en analyse. Ik woonde in die tijd in Nijmegen, studeerde er ortho-pedagogiek maar verdiepte mij toen al enthousiast in de feministische literatuur. Ik was een echte bureau-feministe maar al snel ontstond het eerste initiatief: de oprichting van een vrouwenavond (dat werden de beruchte woensdagavonden bij Dien) in ons stamcafé La Paix. Daar dronken we (teveel), we discussieerden (veel), er werd geflipperd en nieuwe liefdes bloeiden en verwelkten. Pas een aantal jaren later, in 1977, zou ik samen met andere vrouwen de vrouwenboekhandel, café en documentatiecentrum De Feeks oprichten.
In 1974, ten tijde van de oprichting van Lover waren we nog pril en onbezonnen en bezochten homocafé’s omdat die de vrijhavens waren voor onaangepast gedrag. De feministen waren op een hand te tellen en er was er een die mijn geliefde was. Zij was journaliste en had contact met de Loverredactie en door haar belandde ik bij Lover waar ik in het begin de Tijdschriftenoverzichten samenstelde. Spoedig belandde ik in de tekstredactie, ging zelf ook schrijven (met veel bloed zweet en tranen en de hulp van Ria van Hengel, een mederedactielid) en maakte tot 1981 deel uit van de redactie. Later zat ik nog tot in de jaren negentig in de redactie van Lust & Gratie.
De redactieleden van het eerste uur waren vrouwen uit het hele land en een man, Jeroen de Wildt, medeoprichter van Lover (voortgekomen uit een initiatief van MVM). Wij vergaderden een keer per maand in Utrecht in de Heksenkelder. Deze vergaderingen waren voor mij altijd nauw verbonden met bezoek aan de boekhandel en café (de Heksenkelder was de eerste feministische boekhandel annex café in Nederland) Na de vergadering bleef ik meestal tot ver in de nacht aan de bar hangen. Ik geloof dat ik daar in de boekhandel en aan de bar mijn inspiratie heb opgedaan om later in 1977 ook in Nijmegen zoiets dergelijks op te richten.
De eerste jaren werd Lover nog ambachtelijk in het Vrouwenhuis te Amsterdam in elkaar geplakt en ik weet nog dat ik dat een keer omdat degene die dat normaal deed, Robertine Romeny, ziek was, deze taak kreeg toebedeeld. De verlokkingen van het Vrouwenhuis waren erg groot en ik zie mij nog aangeschoten en bloednerveus het blad in elkaar plakken.
Op de vergaderingen verdeelden we de taken en vervolgens werd er thuis gewerkt. Ik woonde op een kamer en de telefoon op de gang was mijn poort naar buiten. Staande, met de telefoon in de hand en mijn papieren op een schuin plankje moest ik de stukken met auteurs doornemen. Later kwam er een eigen telefoon. Those were the days .
Ik begon te schrijven en dat waren in het begin vooral stukken, artikelen over verkrachting, incest, en pornografie. Daarvoor moest ik veel lezen en ik ontdekte op een gegeven moment dat dat mij langzamerhand begon te vergiftigen. Ik kon aan niets anders meer denken en zag overal seksueel misbruik. Vanaf het moment dat ik in elke vader met kind op schoot in de trein een perverseling ging zien, begon ik het roer om te gooien.
Ik wilde de nadruk leggen op het positieve in de vrouwenbeweging, wijzen op interessante boeken of personen die ons verder zouden brengen. Kortom ik werd meer een culturele feministe dan een politieke of activistische ook al deed ik wel mee aan demonstraties en ondersteunde ik acties.
Lover bood een goed podium om vrouwen uit te nodigen ook te gaan schrijven over onderwerpen die niet alleen maar kommer en kwel waren. Omdat we zo breed georiënteerd waren, was er zelden onenigheid over de artikelen. Ik herinner me maar een onaangename aanvaring toen de redactie besloot om bij een interview met Andreas Burnier een waarschuwend commentaar te zetten en te wijzen op een komende reactie.
Weer later kreeg Lover een meer wetenschappelijke kleur naarmate er meer vrouwen van vrouwenstudies in de redactie kwamen. Maar daarover kan Christine Franken meer vertellen.
Toen ik dit praatje aan het voorbereiden bespeurde ik bij mijzelf een lichte weerzin om 40 jaar terug te gaan. Niet omdat het niet belangrijk is, maar het is voor mij, zij het op een iets andere manier, verleden. Ik heb ervan geleerd, ik heb geen nostalgische gevoelens ook al vertel ik af en toe graag een anekdote uit die tijd. Het heeft te maken met hoe ik naar mijzelf kijk. Ik ben weliswaar gevormd door de Tweede Golf, ik heb er zelf deel van uitgemaakt, maar de ontwikkeling gaat door. Ik ben evengoed deel van de Derde Golf omdat ik in deze tijd leef. Dit heeft ook te maken met een sterk gevoel voor continuïteit dat ik in mij draag.
Wij staan op de schouders van eigenzinnige individuen die ondanks tegenwerking en niet gesteund door een vrouwenbeweging de weg hebben bereid. Kunstenaars als Berthe Morisot, Camille Claudel en Georgia O’Keefe. Schrijfsters als Kate Chopin, George Elliot, denkers als Mary Wollstonecraft, Simone de Beauvoir en nog vele anderen.
We staan op de schouders van het collectief van vrouwen van de Eerste Golf en Tweede Golf en bouwen zo voort aan een wereldwijde, globale beweging van rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid, gelijkheid en autonomie.
Het verleden is om van te leren, om de verhalen te kennen, om te behouden wat goed was, om te laten sterven wat nu niet meer bruikbaar is, te veranderen wat niet meer in de tijd past en nieuwe visies te ontwikkelen. Het is een eeuwige evolutie, een geweldloze revolutie. Daarom is het zo bijzonder dat Lover zo lang bestaat en zich van papieren tijger heeft ontwikkeld tot online journalistiek podium.
De feminist is dood, leve de feminist, leve Lover!