Lesbische geschiedenis: Pottengrot Nijmegen 1979

Tags:Pottengrot,

Recycling:

 

De Directrice van het Nachtheelal. Fragment uit: Ineke van Mourik, Tropenritme. Autobiografische fictie. Uitgeverij In de Knipscheer, Haarlem 1988

 

(Brief aan Eduard over het ontstaan van de vriendschap van de hoofdpersoon met het Grijze Kind. Vóor die vriendschap was een lange periode van zwijgen en elkaar negeren ontstaan vanwege een dwaze aanvaring in het Vrouwencafé) 

Het verhaal speelt zich af in Nijmegen in de tweede helft van de jaren zeventig. Nijmegen was van een tamelijk burgerlijke, nette stad (een stad van burgers en van hen gescheiden studenten), via de studentenbeweging die zich actief met het stadsleven ging bemoeien (tegen de burgers en voor de arbeiders), geworden tot een vreemde smeltkroes van feministen, krakers, werklozen, ex-studenten die cafés en kleinschalige bedrijven openden of een ambachtelijk leven gingen leiden, milieu- en antikernenergie-activisten en homoseksuelen. Jij zat al jaren in Amsterdam en ik woonde nog steeds in die snel veranderende provinciestad. Ik werkte niet meer aan de universiteit maar in een feministische boekhandel in het centrum van de stad die wij met een groep vrouwen hadden opgezet. Wat voor bejaarde hippies, uitgedoofde marxistisch-leninistische revolutionairen, radeloze therapielopers en vermoeide polygamen jaren van luwte waren, waren voor feministen, krakers, homoseksuelen en andere randgroeperingen (en dit in alle mogelijke combinaties) jaren van bloei en acties en van felle reacties van de gevestigde orde.

 

In het uitgaanscentrum van de stad had een aantal politiek- actieve homoseksuele jongens, tot veler ergernis, een gewoon openbaar café, zonder bel en zonder luikje voor ho-inspectie, geopend. In de kelder van dit opzienbarende café dreef Hubertine X op zondagavond van tien tot vier uur in de nacht de zogenaamde Grot*, een bar voor lesbische vrouwen. Hubertine was de onbetwistbare Directrice van dit nachtheelal. Zij was bekend en berucht van demonstraties en oproer. Zo was zij het brein achter de veelbesproken en bekeken verstoring van de lezing van Van Agt in Nijmegen. ‘Gij zoudet het niet geloven maar er werden mij, excusez les mots, gebruikte maandverbanden toegeworpen,’ zou Van Agt later verklaren in het journaal dat uitvoerig aandacht aan het incident besteedde. Hetgeen de zaak goeddeed, maar de daders werden zo duidelijk in beeld gebracht dat een aantal van hen hun maandelijkse toelage van hun CDA-papa verloren zag gaan.

 

Hubertine combineerde haar journalistieke werk met onderzoek naar de handel en wandel van de kinderpornograaf Jopie van Oranje (dat het koninklijk huis hier niets aan doet!), een ghostwriterschap voor wetenschappelijke televisieprogramma’s en het wekelijkse barbeheer van de Grot, waar alles mogelijk was en niets verboden, behalve als het te keurig was. Bij haar thuis daarentegen stond altijd de thee op een lichtje, op het dressoir een schaal met taartjes van de beste bakker in de stad en links naast het zeegroene bankstel, op een bijzettafeltje, een Mariabeeld met daarnaast een rond zilveren dienblaadje met kristallen glaasjes waarin zij op hoogtijdagen, en die waren er vaak, exquise likeuren schonk. Op zondagen speelde zij op het harmonium in de gang. Er werd wel gefluisterd dat zij in haar slaapkamer een uitgebreide porno-bibliotheek had, maar die zou even goed voor haar research naar de praktijken van J. van O. kunnen dienen, als tot vermaak voor haar huurders. Haar flat was gelegen in een van de burgerlijkste wijken van de stad maar dat belette haar niet jonge dakloze nichten die zij op straat had gevonden jarenlang onderdak te bieden in haar kleine logeerkamertje. Of zij na al die jaren moe werd of te opgewonden van al het gehijg en gesteun uit haar nichtenalkoofje, dat weet niemand, maar op een dag stuurde zij de laatste nicht weg en bood het kamertje aan het Grijze Kind aan dat in een lekkend krot in de benedenstad woonde en daar romantische gedichten schreef die steevast bij elke thuiskomst waren verregend of door wilde katten aangevreten. Al gauw werd zij de minnares van de Directrice en tevens haar rechterhand en schandknaap achter de bar van de Grot.

 

De Grot

De Grot was een merkwaardig nachtlokaal met een duistere reputatie. Zij verhield zich tot het feminisme als een nachtclub tot de eengezinsdoorzonwoning. Het Vrouwencafé, bij voorbeeld, was feministisch en zeker in het begin ogenschijnlijk keurig heteroseksueel. Je moest als lesbienne oppassen niet de doelgroep huisvrouwen terug te jagen naar man en kinderen. Aan de andere kant waren er slechts besloten homobars die rood, warm, zinderend, zwoel en ook ruig waren, waar meisjes elkaar ongegeneerd mochten beloeren en aanraken en waar zij zich konden overgeven aan drankmisbruik onder de klanken van seksistische discomuziek. Ik bewoog mij zowel in de feministische cafés als in het broeierige homogetto. En ik was niet de enige. Terwijl wij onze verlangens en wensen verdeelden over de twee café-werelden, zat de ‘gewone’ heteroseksuele huisvrouw, de lieveling en favoriete klant van menig feministisch collectief, doorgaans fijn thuis bij de buis.

 

De Grot was het eerste café dat feminisme en lesbisch getto met elkaar verbond op een wijze die zowel radicaal als speels was. Door die ongebruikelijke combinatie bracht zij feminis­tische en niet-feministische lesbo’s als ook feministische heterovrouwen in verwarring, of zij streek hen tegen de haren in. Omdat dit café een van de weinige plekken was waar vrouwen ongestoord met elkaar konden dansen, zetten met name vele heterovrouwen hun politieke bezwaren tijdelijk opzij om op de klanken van de verboden muziek hun egodans uit te voeren. Tegen sluitingstijd uitten zij vervolgens hun verdrongen emoties door het kapot gooien van glazen, en door te zeuren om drank of nog een plaatje. De Directrice was streng en onverbiddelijk en veegde die meisjes met glas en al de kelder uit. Na zo’n incident nam zij altijd wraak, bij voorbeeld door de week daarop de klanten een solidariteitspetitie van homoseksuelen tegen het bezoek van de paus te laten tekenen. Of zij had de bar en tafeltjes opgesierd met dildo’s op fluwelen bedjes, of zij liet het butch-personeel cowboyholsters met pistolen dragen om de hetero-vrouwen uit hun tent te lokken of nog meer schrik aan te jagen. Alles was goed als het maar vooroordeelbevestigend was. De slechte naam en faam van de Grot breidde zich zelfs uit naar de hoofdstad en regelmatig kwamen er autoladingen uit het westen zich in de provincie vergapen, niet in het minst aan het knaapachtige meisje achter de bar. Ik was in die tijd een trouwe bezoekster en ontmoette het Grijze Kind weer, die mijn veelvuldige bestellingen beleefd maar immer zwijgend voor mij neerzette. Het contact harerzijds verliep hoofdzakelijk via gebaren en blikken die in uiterste gevallen werden uitgebreid met vragen en antwoorden via de Directrice. 

Na verloop van enkele maanden bevorderde de Directrice mij van gewone klant tot bijzondere klant, hetgeen betekende dat ik glazen mocht ophalen en na sluitingstijd de vloer aanvegen in ruil voor drank en nachtelijk nablijven met het personeel. Tot het gezelschap bijzondere klanten behoorde ook Cathy Camper, van oorsprong Engelse, die zich kleedde zoals voorheen haar landgenote M. Radclyffe Hall, een notoire lesbienne en auteur van het boek The Well of Loneliness, een boek dat in de geschiedenis van de censuur even beroemd is als in de lesbische subcultuur. In het shagrokende gezelschap van spijkerbroeken, tuinbroeken, legerbroeken en harembroeken was Cathy in haar dure Italiaanse mannenpak met hoed, haar Dupont-aansteker, haar Benson & Hedges-sigaretten, een opvallende verschijning. Zij had sociale psychologie gestudeerd en zich gespecialiseerd op het gebied van trainingen aan de medemens in seksuele nood, maar na het behalen van haar titel sloot zij zich aan bij ons vrouwencollectief om, zoals zij zelf zei, ‘het groepsproces te bewaken. ’ Zij deed dat door het organiseren van opwindende avonden en middagen zoals de beroemde moederdag ter bevordering van het moeder-dochter contact, die haar na afloop een geheel nieuw patiëntenbestand opleverde, of het uitnodigen van arbeidersmeisjes van de streekschool om de kloof tussen de sociale klassen te overbruggen. Deze meisje verlieten na de gezellige middag geheel gesterkt in hun vooroordelen (‘dat zijn geen vrouwen maar kerels’) het café.

 

De Erotische Avond

Het klapstuk en hoogtepunt in Cathy’s carrière was de Erotische Avond in de Grot. Toen het merendeel van de feministen alleen nog maar demonstreerde, theoretiseerde, actie voerde, bedrijven en tijdschriften oprichtte, de Melkweg in Amsterdam nog niet dacht aan een Festival van de Verleiding, een aantal vrouwelijke journalisten over de ruggen van diezelfde feministen een carrière bij linkse kranten en weekbladen opbouwde, repeteerde Cathy samen met het Grijze Kind wekenlang in haar kamer haar avondvullende erotische programma. Zij had om in de juiste stemming te komen haar kamer herschapen in een soort damesbordeel: langs de wanden en van het plafond hingen lange stroken rood crêpepapier, op de vloer en op haar bed lagen dikke bontvachten, overal stonden spiegels, er hing een zware geur van dure parfum en de kamer was, ook overdag, verlicht door fluorescerende en rode lampen.

 

Cathy had mij gevraagd de diverse onderdelen van de Erotische Avond aan te kondigen en omdat ik nu dichter dan ooit in de nabijheid van het Grijze Kind was, begon haar doventaal mij steeds meer op de zenuwen te werken. Ik wist niet hoe haar zwijgen moest worden doorbroken. Zij zou niet het initiatief nemen omdat zij haar belofte wilde houden en ik was te koppig om alsnog ongelijk te bekennen. Zeker nu wij samenwerkten, werd het spel onverdraaglijk en de omgeving kreeg steeds meer de functie van intermediair toebedeeld. 

 

Voor de Erotische Avond had heel potteus en feministisch Nijmegen, van getto tot universiteit, een deftige uitnodiging ontvangen. De Directrice serveerde in een oversized herencolbert met stropdas bij binnenkomst zoutjes in de vorm van borsten en andere vrouwelijke delen die bij elke bakker te krijgen zijn, maar die nu, in deze erotische context bij menigeen ineens diepe verontwaardiging (bah, seksistisch!) wekten. Hetzelfde lot viel ten deel aan de schalen waarin op artistieke wijze fel gekleurde zuurstokken en rode zuurballen waren geschikt. Een enkeling verliet de kelder al voordat het programma was begonnen. De beide artiesten lazen erotische gedichten en verhalen voor, zongen zwoele liederen in avondjurk, lagen naakt in bontjassen, hielden een kuise striptease, aten op wellustige wijze een fruitschaal leeg, streelden het publiek met boa’s en veren. Naarmate de avond vorderde en hun acts steeds vrijmoediger werden, verlieten meer vrouwen de zaal. Als eerste verliet na de pauze het overkoepelende orgaan van academische vrouwen (O-VARIA ) het café. De dames lardeerden hun pauzevertoog met voor het merendeel van het publiek onbegrijpelijke termen uit de boeken van de heren Lacan, Foucault en Derrida, overgoten deze met de cerebraal-erotische damessaus van Irigary, en besloten hun discours met het revolutionaire voorstel Wina Born** op te nemen in de feministisch-erotisch verantwoorde literatuur. Daama begon de groep Vrouwen tegen Sexueel Geweld en Pornografie – waarin het anti-virus zich ongemerkt had uitgebreid tot een anti-houding ten opzichte van alle vormen van seksualiteit door de voortdurende confrontatie met de perversiteiten van de heteroseksuele cultuur – zich te roeren. Midden onder de voorstelling liep de groep, met medeneming van het belastende materiaal, de zoutjes en het kermissnoepgoed, en onder het uitroepen van hun collectieve kreet: ‘Nou, dat vind ik wel moeilijk hoor’ (hun eufemisme voor een diepe afkeer en veroordeling van het gebodene), luid stampend de trap op naar boven.

 

Zelfs de vrouwenbreibrigade die haar agressie altijd in toom hield door waar dan ook, in vergaderingen, demonstraties, etcetera, te breien, liet rechts achter in de zaal een driftiger getik van haar naalden horen.

 

De Directrice klapte opgetogen in haar handen. De avond was nu echt geslaagd en het handjevol dat overbleef mocht het historische moment beleven dat een van de aanwezigen, geheel overstuur van drank en emoties, zich uitkleedde en zich tot diep in de nacht liet beschilderen waarna zij naakt en onder luid gezang in triomf naar huis werd gedragen.

 

Ik bleef, zoals gewoonlijk, achter om samen met anderen de kelder in oorspronkelijke staat te herstellen en de avond nog eens haarfijn door te spreken. Door de drank, de verhitte avond, de ruzies, het liederlijke plezier hadden wij onze normale controle verloren en het Grijze Kind en ik waren elkaar, van ondraaglijke spanning, bijna in de haren gevlogen als de Directrice niet had ingegrepen. Zij schonk vier glaasjes jenever in, sommeerde ons naar een hoekje, gaf ons elk een glaasje, zei: ‘Opdrinken en vlug een beetje’, gaf ons het andere glaasje en zei op nog beslistere toon: ‘En nou praten, verdomme.’ Van schrik begonnen wij tegelijk te praten. We praatten tot het ochtendgloren, praatten op weg naar de Directrice haar flat en bezegelden deze nieuwe ontwikkeling met de harmoniumklanken van de Directrice en een urenlang driestemmig gezang van een complete liederenbundel de H. Maagd toegewijd.

 

Na deze gedenkwaardige avond – jaren later zullen wij velen van de toen verontwaardigde vrouwen flirtations zien aangaan met de SM-scene – trok Cathy zich uit het openbare lesbische leven terug. Zij liet haar hoofd kaalscheren, haalde haar jurken uit de kast en vertrok uit heimwee naar een van de Waddeneilanden waar zij als serveerster ging werken. Na enige tijd ‘trouwde’ zij daar met een heteroseksuele vrouw, moeder van vier kinderen, die zij aanvankelijk therapeutische hulp had geboden. Jaren later keerde zij, weer alleen, terug naar Nij­megen. Via het Arbeidsbureau probeerde zij, zoals vele andere afgestudeerden, een baan als schaapherder te krijgen maar belandde uiteindelijk met een oude geliefde in een eengezinsdoorzonflat waar zij zich begon voor te bereiden op een come­ back als directeur in het bedrijfsleven via een onafzienbare reeks cursussen en trainingen in management en marketing. Those were the days, Eduard. Zoals voor Cathy Camper de Erotische Avond een hoogtepunt en eindpunt was van haar opzienbarende optreden in de feministische cultuur, zo was deze avond voor het Grijze Kind en mij het begin van een vriendschap die nu al jaren duurt. Nu weet je wat ik deed in dat saaie, en volgens onze ouders nette, Nijmegen terwijl jij in het opwindende Amsterdam, volgens onze ouders het Sodom en Gomorrah van Nederland, op je zolderkamer Scho­penhauer en Nietzsche bestudeerde en Céline herlas.

 

* Dit fragment is gebaseerd op ervaringen in De Pottengrot, de lesbische zondagavonden in de kelder van café De Plak te Nijmegen. De Pottengrot werd in 1979 geïnitieerd door Ineke Zijlmans (Huntin’ Hubertine) en Jonne Linschoten (Bobby). Later werd ik ook een van de bardames/jongens (Daniel).

** Wina Born (1920-2001), de moeder van de Nederlandse gastronomie.

Webdesign & development: www.silicium.nl