Eerder gepubliceerd op 13-4-2012 op de blogsite van Aletta door Ineke van Mourik (bibliothecaris).
Het is vrijdag 13 april 2012 en op de voorpagina van de Volkskrant staat een indrukwekkende foto: twee zwaar bewapende mannen van de Servische criminele politie met bivakmutsen bewaken het zojuist terugvonden schilderij van Cézanne, ‘Jeune garçon au gilet rouge’, dat vier jaar geleden is gestolen uit een museum in Zürich.
De kwetsbare jongen op het schilderij met zijn opvallende rode vest, leunend op een elleboog, en dromerig voor zich uitkijkend, staat in schril contrast tot de alerte anonieme in het zwart geklede en tot de tanden gewapende mannen die hem bewaken. Wat bewaken zij? Zij bewaken een schilderij dat 110 miljoen euro waard is. Het schilderij is teruggevonden in Servië en deze foto lijkt tevens een vertoon van macht. Op de achtergrond zien we Servische vlaggen. Tussen de twee macho’s met kogelvesten staat de kwetsbare jongen. Hij lijkt zich niets aan te trekken van deze show die zich rondom hem afspeelt. Waarom moeten deze mannen gemaskerd zijn? Waarom zwaar bewapend? Kijk ons eens, wij hebben het gestolen schilderij van 110 miljoen gevonden. Geweldig toch? Ja, geweldig dat het schilderij weer teruggebracht kan worden naar het museum in Zürich waar het door iedereen kan worden bewonderd. But what about the boy? Wat is dat voor een jongen die daar zo dromerig voor zich uit zit te kijken? Misschien is de jongen met het rode vest wel een jongen die droomt dat hij een meisje wil zijn, of een meisje dat zich heeft verkleed als een jongen. Met haar/zijn grote oor luistert zij/hij naar een wereld die niet de hare/zijne is en waar het zo moeilijk is om als jongensmeisje een plaats te vinden. Een jongen is nog geen man, hij kan een erotische uitstraling hebben die ergens zweeft tussen vrouw en man. Dat is zijn schoonheid die veelal wordt bezongen in de klassieke literatuur van Plato tot Kavafis en Abdul Nawas en zelfs door onze eigen Martinus Nijhoff in het gedicht Florentijns jongensportret.
Florentijns jongensportret
Olijf-ovaal, met van de olijf ook mee de
steenharde koelte, zijn gelaat; zijn ogen,
de twee juwelen, in hun dunne bogen
ver uit elkander glanzend losgesneden.
Zijn haar, aanhoudend als door wind bewogen,
vertrouwt zijn oor iets toe, iets waar beneden
zijn mond, zijn meisjesmond, om lacht; geen tweede
dauw heeft ooit druiven als zijn kin betogen.
Voor ú buigt de rivier zich door de stad;
voor ú, in wijn en brood, stremt de natuur
haar zware stroom; en ’t is alleen opdat
gij zorgloos zingt, een hand in uw ceintuur,
dat de ezel zwoegt langs ’t ongebaande pad
en de oude vrouw hurkt bij het houtskoolvuur.
Twee zwaar bewapende mannen bewaken een schilderij van 110 miljoen en zij zien eruit alsof zij dit schilderij met gevaar voor hun eigen leven willen beschermen. Maar zullen zij ook de kwetsbare meisjesjongens/jongensmeisjes die zich in hun land of waar dan ook bevinden op een zelfde manier met hun leven willen verdedigen en beschermen?