Chronische voyeurs en zachte moordenaars: Susan Sontag over fotografie

Deze week (maandag 16 september 2019) verschijnt van Benjamin Moser, Sontag – Haar leven en werk, bij de Arbeiderspers. Susan Sontag (1933-2004) is een Amerikaanse filosoof, politieke activist, essayist en schrijver van romans. Haar leven en werk komt dankzij de biografie van Moser opnieuw in de aandacht. In 1980 verschijnt haar essay Over fotografie in een Nederlandse vertaling en ik schreef er een uitgebreide recensie over in LOVER (driemaandelijks overzicht van de vrouwenbeweging. 7e jrg. Nr.1 1980). Hier een ingekorte versie ervan.

Recycling

Over fotografie

‘Niet degene die niet kan lezen en schrijven, maar degene die niets weet van fotografie’, zo is wel eens opgemerkt, ‘zal de analfabeet van de toekomst zijn.’

 

(Walter Benjamin, Kleine geschiedenis van de fotografie)

 

Er zijn boeken die je moet lezen omdat de opleiding die je volgt dat vereist. Andere lees je omdat ze passen in het gebied van je eigen interesses. Weer andere worden je aangeraden door mensen in je omgeving. Maar er zijn er altijd een paar die op het juiste moment en schijnbaar toevallig op je weg komen. Een van die laatste boeken was voor mij het boek van Susan Sontag, Over fotografie.

 

Mijn ervaringen met fotografie dateren van 1976, het jaar waarin ik besloot een belastingteruggaaf van 900 gulden te besteden aan een camera met toebehoren. Een gevolg van drie jaar ervaring met fotografie, is dat ik een bloedhekel heb gekregen aan negentig procent van de zich fotografen noemende aasgieren en chronische voyeurs. Maar tegelijkertijd is mijn interesse en alles wat er mee samenhangt alleen maar toegenomen, dankzij ervaringen en conflicten, maar vooral door inspirerende gesprekken en door lezen over fotografie. Mijn oorspronkelijke gefascineerdheid door elk beeld dat weer oprees uit de ontwikkelaar heeft zich drastisch uitgebreid naar de wereld buiten de donkere kamer en de betekenis die fotografie daar heeft. Over dit laatste gaat het boek van Susan Sontag vooral. In een interview in Vrij Nederland (december 1979) zegt Sontag: 

 

Ik ben gek op foto’s. Ik fotografeer zelf niet, maar ik houd van foto’s, ik heb een hele collectie, ze fascineren me … ik ben er al heel lang bezeten van. Maar ik wilde er pas over gaan schrijven toen ik besefte hoeveel verschillende kanten er aan zitten: de verwikkelingen, tegenstrijdigheden en dubbelzinnigheid waaruit onze maatschappij bestaat vind je allemaal in die ene activiteit: “fotograferen” terug.’

 

Ook binnen de vrouwenbeweging geniet fotografie een ongekende populariteit. Vrouwenbladen wijden aandacht aan verschenen fotoboeken (in LOVER 78/4 verscheen een overzicht van Hennie van der Zande over fotoboeken van vrouwen), uitgevers zien er een goede markt in en de vrouwenboekhandels bieden een keur van prachtige boeken met werk van beroemde damesfotografen zoals Margaret Freund, Imogen Cunningham, Diane Arbus, Gisèle Freund, Margaret Bourke-White en anderen, en soms een enkele heer als Lewis Carroll die schandelijk mooie, brutale en arrogante meisjes fotografeerde. In de roes van de herontdekking worden de damesfotografen zonder onderscheid op grond van sekse door de vrouwenbeweging in het zonnetje gezet, terwijl hun werk van zeer uiteenlopende aard is. Het zal mij een zorg zijn dat wij ons beperken tot éen sekse, want daarbinnen is sprake van evenveel variëteit als bij de mensheid in haar geheel. Maar wij moeten niet blijven steken in het prille stadium van keuze en waardering alleen op grond van sekse. Het is belangrijk de aandacht te richten op onderlinge verschillen en op de fotografie in haar algemeenheid. Ik beperk mij in deze bespreking tot de fotografie in haar algemeenheid, hoewel Sontag ook veel interessants te zeggen heeft over individuele fotografen, zoals onder andere Diane Arbus.

Fotografie en kunst

De uitvinding van de fotografie dateert van 1826. De uitvinder Nicéphore Niépce stak al zijn geld in onderzoekingen op het gebied van fotografie en stierf arm en roemloos. De Fransman Daguerre, die vaak ten onrecht als dè uitvinder wordt bestempeld, bouwde voort op de resultaten van Niépce en maakte de uitvinding algemeen bruikbaar. Pas op 19 augustus 1839 werd de uitvinding in het openbaar gepresenteerd tijdens een zitting van de Académie des Sciences, waarbij de hele intellectuele elite van Parijs aanwezig was.

Vrijwel onmiddellijk barstte het gekrakeel en gedabatteer los over de vraag of fotografie nu wel of niet tot de kunst behoort. Susan Sontag gaat uitgebreid op deze discussie in en wijst in dit verband op een aantal interessante aspecten. Fotografie verleent schoonheid en belangrijkheid aan onderwerpen die dat voorheen niet hadden: ‘Fotografisch kijken kwam gelijk te staan met een talent om schoonheid te ontdekken in de dingen die iedereen ziet, maar verontachtzaamt, omdat hij ze te gewoon vindt.’ 

 

De schoonheid van een afgebladderde deur, een damesschoen in de goot, een serie sigarettenpeukjes. De fotografie heeft veel gedaan om de kunst los te weken van haar ouderwetse relatie met verheven en schone onderwerpen, juist door het banale en alledaagse als onderwerp te nemen. Maar de ironie van deze democratiserende tendens is dat het esthetiserende effect niet is verdwenen maar zich heeft uitgebreid.

 

Ik heb onze wc-pot gefotografeerd, die glanzend geëmailleerde bak met zijn bijzondere schoonheid […] Iedere sensuele welving van de “goddelijke menselijke gestalte”  was hier aanwezig, maar zonder de onvolmaaktheden ervan. Nooit hebben de Grieken een belangrijker vervulling van hun cultuur beleefd: met zijn voorwaartse golving van subtiel voortschrijdende contouren deed het me op de een of andere manier denken aan de Nikè van Samothrake.’  (Edward Weston)

 

Maar ook op andere wijze heeft de fotografie invloed gehad op de kunst zegt Sontag:

 

Aangezien de meeste kunstwerken (foto’s incluis) thans bekend zijn van fotoreproducties, heeft de fotografie – met de kunstzinnige activiteiten die daarvan zijn afgeleid, en het soort smaak die van de fotografische smaak is afgeleid  – een ingrijpende verandering teweeggebracht in de traditionele normen van smaak, waartoe we ook het begrip “kunstwerk” moeten rekenen.’

 

Het criterium of het een uniek object is, een origineel, wint het in de musea van criteria als kwaliteit, originaliteit of schoonheid als het op publieke belangstelling aankomt. Deze belangstelling is van hetzelfde soort dat jaren geleden honderden Nederlanders naar het plaatsje Dongen dreef om daar een lelijke, kaalgevreten maar echte vale gier te aanschouwen.

 

Door de invloed van de fotografie worden we met onze criteria over kunst het bos ingestuurd. Enerzijds leent de fotografie zich voor de opvatting van kunst dat Kunst uit de tijd is, anderzijds bezit zij de merkwaardige eigenschap dat ze al haar onderwerpen tot kunst maakt, zegt Sontag. Het voordeel van de democratiserende invloed van de fotografie is dat kunst niet alleen toegankelijk is voor een bepaalde elite, maar een grote verspreiding heeft gekregen. Het nadeel, merkt Sontag op, dat de verschillen in betekenis worden verdoezeld. Kunst wordt dan een inhoudsloos begrip als criteria zoals originaliteit, kwaliteit en diepzinnigheid niet meer worden gehanteerd.

 

Fotografie als moderne religie

Fotografie wordt als vorm van recreatie bijna even universeel bedreven als seks en dansen, zegt Susan Sontag in haar eerste hoofdstuk. Fotografie wordt hoofdzakelijk beoefend als sociale ritus, als afweerreactie tegen angst en als machtsmiddel.

 

Wat bedoelt zij met deze uitspraken? Zij beschouwt fotografie als een nieuwe religie, een middel om de werkelijkheid te doorgronden door het verzamelen van beelden van die werkelijkheid. Het werkelijkheidsbesef dat steeds gecompliceerder wordt, schept zijn eigen compensatiedrang en vereenvoudigingen; de meest verslavende daarvan is het fotograferen.

 

Als voorbeeld hiervan noemt zij toeristen, die van verschillende nationaliteit kunnen zijn, maar éen ding gemeen hebben, namelijk het fototoestel. Met hun toestel veroveren zij de ruimte waarin zij zich onzeker voelen en bovendien verschaffen de foto’s hun een denkbeeldig bezit. Reizen wordt zo een strategie om foto’s te verzamelen en het kijken naar foto’s maken komt in plaats van de beleving. Susan Sontag noemt dit soort gedrag de chronische voyeursrelatie tot het leven waarin de betekenis van de gebeurtenissen vervlakt. Zoals de oude religies alles in een groot kosmisch verband proberen te brengen, zo probeert de fotograaf hetzelfde te doen door losse stukken te verzamelen. De eenheid die zij/hij nastreeft, is echter een oppervlakkige die alleen maar berust op de compleetheid van de verzameling.

 

De zachte moordenaars

De fotograaf probeert de realiteit, die wordt gezien als iets weerspannigs en onbereikbaars, gevangen te zetten, in haar/zijn macht te krijgen. Daarom is elk fotograferen tevens een aggressieve daad, ook al is de fotograaf nog zo vervuld van goede bedoelingen. Sontag spreekt in dit verband niet voor niets over zachte moordenaars. Tegelijkertijd is het een daad van non-interventie, zegt Sontag, een manier om te bevorderen dat iets, dat bezig is te gebeuren, doorgang vindt. 

 

[…] Opeens viel er naast me een jongetje op de grond. Toen besefte ik dat de politie geen waarschuwingsschoten vuurde. Ze schoten rechtstreeks op de menigte. Er vielen meer kinderen […]. Ik begon foto’s te maken van het jongetje dat vlak naast me lag te sterven. Er stroomde bloed uit zijn mond en een paar kinderen knielden naast hem neer en probeerden de bloedstroom te stelpen. Toen begonnen een paar kinderen te schreeuwen dat ze me zouden vermoorden […] Ik smeekte hen om me met rust te laten. Ik zei dat ik een verslaggever was en daar was om verslag uit te brengen van wat er gebeurde. Een meisje raakte me aan het hoofd met een steen. Ik was duizelig, maar stond nog op beide benen. Toen werden ze redelijk en een paar leidden me weg. Al die tijd cirkelden er helikopters boven ons en klonk het geluid van schieten. Het was net een droom. Een droom die ik nooit zal vergeten.’

 

(Uit het verslag van Alf Khumalo, een zwarte reporter van de Johannesburg Sunday Timesover het uitbreken van relllen in Soweto, Zuid Afrika, gepubliceerd in The Observer (Londen), zondag 20 juni 1976).

Persfotografen die snot in elkaars lenzen deponeren om een primeur te halen, paparazzi die met telelenzen beroemdheden in hun privéleven proberen te betrappen, daar hebben we al snel een oordeel over klaar. Maar dat het ‘gewone’ huis-, tuin- en keukengefotografeer evengoed agressief kan zijn, dat kwam pas later in mijn hoofd op. De twijfelachtige eer om gefotografeerd te worden is vaak ter meerdere eer en glorie van de fotograaf in kwestie. Wat dat betreft staat de huidige fotograaf niet ver van de magische activiteiten van zogenaamde primitieve samenlevingen. Susan Sontag zegt hier in haar hoofdstuk ‘De Beeldwereld’ behartenswaardige dingen over. De oorsprong van het maken van afbeeldingen is een magische activiteit om jezelf macht toe te eigenen. In primitieve samenlevingen waren ding en beeltenis eenvoudig twee verschillende, althans fysiek verschillende, manifestaties van eenzelfde geest. Hieruit kan de angst van bepaalde zogenaamde primitieven worden verklaard om gefotografeerd te worden. Maar ook nu nog kun je mensen horen zeggen dat zij het gevoel hebben dat er iets van hen wordt afgenomen, met name als zij zonder toestemming te geven, worden gefotografeerd. De fotografie heeft de primitiefste relatie waarbij beeld en object samenvallen in ere hersteld, zegt Susan Sontag. Maar er is wel verschil met het primitieve besef. Nù bestaat de neiging om aan werkelijke dingen de eigenschappen van de afbeelding toe te schrijven. ‘Het was net een film”, is een uitspraak die moet bevestigen hoe realistisch iets wel was. En als een zonsondergang niet die van een foto evenaart dan zij wij gemakkelijk teleurgesteld.

 

Het almachtige beeld

Het beeld, de fotografische afbeelding, heeft een ongekend ontzag in onze samenleving. Verbied de fotografie en bijna elke toerist zal krankzinnig worden, de pornobusiness zal kelderen, de meeste kranten en tijdschriften zullen verdwijnen, en we hebben een belangrijk politiek controle- en manipulatiemiddel minder. De invloed en de agressiviteit van de fotografie is enorm, maar wat betekenen die beelden nu eigenlijk? 

 

Susan Sontag: ‘De hoogste wijsheid die je over een fotobeeld kunt zeggen, is: Hier heb je de oppervlakte. […] Strikt genomen kun je via een foto nooit iets begrijpen. […] De beperktheid van een fotografische kennis van de wereld ligt hierin dat zij nooit ethisch of politiek kan worden, al is zij in staat het geweten te prikkelen. De kennis die via foto’s wordt vergaard, zal altijd een soort sentimentalisme zijn, of het nu cynisch is of humanistisch. Het zal kennis voor een koopje zijn, een schijnkennis, een schijnwijshied, zoals de daad van fotografie een schijnovermeestering, een schijnverkrachting is.’ 

 

Gisèle Freund, zelf fotografe, drukt zich in haar boek Photographie und Gesellschaft wat minder fel uit. De objectiviteit van een foto is een illusie, zegt zij. De macht van het beeld ligt in de directheid en daarin schuilt tevens het gevaar. Zij komt dan met het voorbeeld uit L’Express waarin éen fotoserie over de Hongaarse opstand twee keer, met verschillende onderschriften, werd afgedrukt om te laten zien hoe je een volslagen tegengesteld beeld kunt oproepen. Als je eenmaal oog voor dit soort manipulaties krijgt dan zie het gevaar en de nep overal.

 

Tegengif en ziekte

Maar deugt er dan werkelijk niets? Natuurlijk wel, maar fotografie blijft altijd iets dubbelzinnigs houden. Zij is tegelijkertijd tegengif en ziekte. Neem nu de geëngageerde fotografie en de reportagefotografie.

 

Susan Sontag: ‘Foto’s kunnen geen morele standpuntbepaling creëren, maar ze kunnen die wel versterken, en ze kunnen meehelpen een ontkiemende mening verder te ontwikkelen.’ Wat een foto je doet, staat of valt met de aanwezigheid van een relevant politiek bewustzijn, maar ook met de mate waarin je met die beelden vertrouwd bent. 

Met betrekking tot dit laatste wijst Susan Sontag op het immuniserende effect van foto’s.  Zij trekt dan ook de volgende conclusie waarmee de ellende-fotografie wel wat van haar humaniserende karakter moet inleveren: ‘In de laatste decennia heeft de geëngageerde fotografie minstens zoveel gedaan om het geweten af te stompen als om wakker te schudden.’  Maar niet alleen het immuniserende effect is daar schuldig aan maar ook het esthetiserende effect van foto’s, waar ik in het begin al op heb gewezen. ‘[…] de esthetiserende tendens van de fotografie is zo sterk dat hetzelfde medium dat verontrusting teweegbrengt, die ook weer neutraliseert.’

 

Susan Sontag geeft een tamelijk zwartgallige kijk op fotografie, in ieder geval op wat er in de loop van jaren met de fotografie is gebeurd. Zij wil laten zien dat een revolutionaire uitvinding die gevolgen had voor onze opvattingen over kunst en wijze van kijken en die nu door een gigantische industrie wordt opgeklopt, met het nodige voorbehoud moet worden bekeken. Met haar intelligente boek is zij erin geslaagd om in ieder geval bij mij dat nodige voorbehoud op te wekken.

 

(1980)

Webdesign & development: www.silicium.nl