Lust & Gratie (1983-2001) Digitaal!

In het jaar 1979, de feministische beweging heeft dan al een hoge vlucht genomen, besluit een aantal lesbische vrouwen (Maaike Meijer, Mieke van Kasbergen, Dorelies Kraakman en Ineke van Mourik) de overwegend door kommer en kwel getekende lesbische literatuur te verrijken met het Lesbisch Prachtboek (Feministische uitgeverij Sara te Amsterdam). Een boek dat een nieuwe manier van denken, voelen, dromen en ervaren over het lesbisch zijn wilde presenteren zonder te vervallen in negatieve dan wel uitsluitend politieke termen. Een boek met verhalen, kunst, een beeldroman, essays, interviews en autobiografische ontboezemingen. We dachten dat we er rijk van zouden worden en richtten een Stichting op (Stichting Lust & Gratie) om deze gelden te gaan beheren. Het boek werd goed verkocht, maar de stichting werd er niet erg rijk van. Maar wat dit eerste initiatief wel opleverde was de wens om het hierbij niet te laten. 

Op 11 september 1982, Nationale Pottendag, werd op het bal in Krasnapolsky te Amsterdam, het idee geboren om de lesbostrijd met literaire middelen verder te voeren. Tijdens dat bal hadden Carla Brünott en Saskia Wieringa zich uit het gewoel teruggetrokken. Zij liepen een nachtelijk ommetje over de Wallen en bedachten dat een dergelijk decadent bal ons afleidde van de vrouwenstrijd. Kijk eens naar alle vrouwenonderdrukking om ons heen! Pornoshops, reuze onderdrukte hoeren! En wij maar feestvieren! Waar was onze strijdbaarheid gebleven! De twee dames wonden zich steeds meer op en enkele dagen later schreven zij een vlammende brief aan een aantal literair aangelegde dames om hen op te wekken de pottenstrijd met volle literaire inzet aan te gaan. 

Een paar pittige citaten uit dit historische document:

‘Pottenstrijd anno 1982: pottenbladen, pottenkafees, een pottenbal voorafgegaan door een pottenboottocht, pottenstickertjes en pottenbuttons, een pottenhoekje in de vrouwenboekhandels, pottenkapsels en pottenkleertjes…

We hebben een soort speelruimte voor onszelf gecreëerd. Maar… waar is onze strijdbaarheid, onze reflectie over de wortels van ons bestaan? Hoe stellen we ons op tegenover het opkomende fascisme? Tegenover nieuwe tekenen van vrouwen-en rassenhaat? Het blanke kapitalistische patriarchaat heeft ons even een adempauze gegund… Wij feesten en consumeren passief de diverse geneugten van een tamelijk comfortabel pottenbestaan anno 1982…We zijn decadent en verwend…

Maar we vergissen ons…er is al eens een periode geweest van arrogant en decadent feesten….met heldinnen als Barney en Vivien….Decadentie en nostalgie, romantische verbittering en passie zijn de wachtwoorden van nu. We weten hoe het toen eindigde: we dragen nu trots roze driehoekjes op onze revers…. 

De brief eindigde met een omineuze waarschuwing:

Bewaar die roze driehoekjes maar goed, dames, ze zouden nog wel eens uitstekend van pas kunnen komen.’ 

De brief viel in goede aarde en er werd een redactie gevormd om een literair cultureel blad op te richten. Een blad met als voorlopig profiel volgens de notulen van 28 november 1982: ‘Lesbischer dan Serpentine en Opzij, dieper dan Diva en vooral spiritueel (waar we nog niet helemaal uit zijn wat we daar onder verstaan)’. In een vergadering op 8 januari 1983 wordt dat wat nader uitgewerkt. Het moest een duur en mooi kwaliteitsblad worden, zowel kunstzinnig als wetenschappelijk, waarin de ‘lesbo-verbeelding’ aan de macht gebracht zou worden’. 

In herfst 1983 verschijnt het eerste nummer van Lust & Gratie met een tienkoppige redactie. Ondertitel: Lesbisch Kultureel tijdschrift. Een ondertitel die nog vaak speels zal veranderen en uiteindelijk werd: driemaandelijks literair tijdschrift. Dit schetst meteen de worsteling van de diverse redacties. Zij wensten zich niet op te sluiten in een definitie van lesbozijn van louter bedpraktijken. Zij lieten zeventien jaar lang een wereld zien van literatuur, beeldende kunst, essayistiek, filosofie en levenskunst waarin vrouwen voor elkaar centraal staan, niet alleen erotisch maar ook sociaal. Zij wilden een internationaal cultureel perspectief ontwikkelen waar menselijk niet alleen mannelijk is, waar vrouwelijk niet is afgeleid van heterosociale normen die uiteindelijk neerkomen op mannelijke normen. Vrijwel alle intellectuele en artistieke lesbo’s van naam leverden stukken, evenals tal van vooraanstaande feministen. Vele bijdragen werden klassiek. 

We maakten een revolutionair tijdschrift, een utopische reis waarvan het doel nog niet bekend was. Het lukte ons talloze inspirerende verhalen uit de feministisch/lesbische geschiedenis op te graven en een nieuwe toekomst vorm te geven door middel van kunst, fotografie, essays, verhalen, gedichten, brieven, vertalingen, dromen, stripverhalen. Zevenenzestig nummers hebben we gepubliceerd, zeventien jaar lang verrijkten we de wereld daarmee en het is geweldig dat Lust & Gratie nu via DBNL (Digitale Bibliotheek Nederland) digitaal is, makkelijk te vinden is en een grotere verspreiding kan krijgen. 

En wat die omineuze waarschuwing betreft, die was niet uit de lucht gegrepen want nu in 2021 is de strijd nog steeds niet gestreden. De weg naar de Utopie, naar een realiteit waarin vrouwen niet langer eenzijdig worden bekeken vanuit de mannelijke blik en waarin vrouwen hun eigen realiteit vormgeven, kan nog steeds de broodnodige culturele voeding gebruiken. 

Daniel (Ineke) van Mourik en Maaike Meijer

Amsterdam, mei 2021

https://www.dbnl.org/tekst/_lus005lust01_01/

Via DBNL wordt er nu ook aan gewerkt om LOVER, Literatuuroverzicht van de Vrouwenbeweging gedigitaliseerd te krijgen.

In Memoriam: Rosa Ubjaan

Zaterdag 25 november 2017 was de uitvaart van Rosa Ubjaan. Zij werkte meer dan dertig jaar bij Atria, Instituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis en stierf onverwacht op zestigjarige leeftijd. Als voormalig bibliothecaris bij Atria en collega werkte ik met haar. Voor het intranet van Atria schreef ik dit In Memoriam.

Rosa Ubjaan

 

Rosa op het werk

Als je het kantoorgedeelte van Atria binnenkomt, weet je altijd waar Rosa zit. Zij heeft haar plaats bij het raam en kijkt uit op de Vijzelstraat. Iedereen heeft een flexplek, of wordt min of meer daartoe verplicht, maar Rosa zit altijd op dezelfde plek. Zij heeft die plek gekozen en zij is dan ook de enige die je altijd meteen kon vinden.

Op het Obiplein, toen Atria nog was gehuisvest in de Majellakerk, zat Rosa op de zesde verdieping en als je binnenkwam, zat zij in de hoek rechts verschanst achter haar computerscherm. Haar werkplek was veilig en beschut en zij koos zelf wel wanneer zij erachter vandaan kwam.

Zij was gereserveerd in de omgang, vertelde nooit iets over haar leven buiten het instituut, maar hield erg van plagerijen. Alle winden en stormen van reorganisaties, beleidsvergaderingen, fusies, en personeelsbijeenkomsten liet zij onverstoord over zich heen komen. Zij nam nooit het woord en nu met terugwerkende kracht vind ik dat een wijs besluit. Ik bewonder Rosa die waarschijnlijk dacht: ‘ok, leuk dat we mogen meepraten maar het management gaat toch gewoon zijn eigen gang.’

Haar eigengereidheid in verband met de flexplekken bevalt me ook. Een werkplek moet toegesneden zijn op de individuele behoeften van de werkneemster en ook al is het idee van efficiëntie mooi, er moet altijd ruimte zijn voor uitzonderingen. Rosa wachtte niet af maar nam zelf het initiatief. Nu zij er niet meer is, is die plek ineens een heilige plek geworden die morgen aan haar dierbare nichtjes zal worden getoond. Er staat een foto van Rosa en er staan bloemen. Het is een gedenkplaats geworden.

Rosa was voor mij als bibliothecaris (ik ben sinds 2014 met pensioen) een onmisbare informatiespecialist. Zij nam alle bladen door en gaf waardevolle tips door voor de aanschaf van met name grijze literatuur. Meer dan dertig jaar was zij een loyale collega met wie je kon lachen en die haar werk serieus nam. Zij was waardevol misschien wel juist in haar gereserveerdheid. Zij was als persoon een sterke aanwezigheid, juist in een klimaat waar iedereen over the top flexibel en naar buiten gericht moet zijn. Traditioneel waren bibliotheken plekken waar meer introverte en uitzonderlijke mensen een plaats hadden, maar sinds begin jaren negentig heb ik dat tot mijn verdriet zien afkalven. Rosa was zo’n introvert en uitzonderlijk mens. Ik ben blij dat ik haar heb gekend. Met haar overlijden verdwijnt meer dan een fijne collega. Er verdwijnt iets dat niet in woorden is te vatten.

De uitvaart van Rosa

Afgelopen donderdagavond laat hoorde ik van haar onverwachte overlijden en vrijdagavond zaten we in het uitvaartcentrum op de Fred Roeskesstraat in Amsterdam rond haar kist om afscheid te nemen. Mensen stroomden binnen, huilden, omhelsden elkaar en er werden liederen in het Maleis gezongen en er werd gebeden. Ik zag hoe Rosa was ingebed in een grote Molukse familie en gemeenschap. Een eenling op het werk maar een dierbare tante en familielid in een grote warme gemeenschap.

Rosa2De volgende dag rijd ik naar Westgaarde voor de begrafenis. De zon schijnt er is een woeste lucht en af en toe begint het heftig te regenen. Er zijn honderden mensen en er worden veel toespraken gehouden. Er wordt verteld dat zij van de Kei-eilanden, deel van de Molukken, komt en hoe de familie naar Nederland is gekomen. Neven en nichten en anderen vertellen wat Rosa voor hen heeft betekend, hoe dankbaar ze zijn haar te hebben gekend. Er worden psalmen gelezen en 1 Korintiërs 13 over de liefde. We horen Blondie met de Tide is High en ook live muziek met het prachtige, ontroerende lied Family Tree.

‘Now as we say goodbye

To one of our own

We may be lonely

But we’re not alone

Though the leaves will fall

And the tears will flow

May it always comfort us to know

The family tree will always grow

Father down to son, mother to daughter

Thicker than water, we are made of this

From the Earth we rise

To the Earth returning

We’ll keep a candle burning

For the ones we’ll miss’

Aan het einde staat er een grote groep achter de kist en er wordt een lied in de taal van de Kei-eilanden gezongen. Wij lopen er allemaal langs en raken voor het laatst de kist aan. Iedereen is geraakt door de warmte en de kracht van een gemeenschap waar het geloof en het samenzijn zo vanzelfsprekend aanwezig zijn en die wellicht ook deel uitmaken van die kracht.

Na afloop staan we met een paar collega’s koffie te drinken. Iemand zegt: ‘ Ik ga zo meteen mijn moeder bellen.’ Een ander: ‘Ik ga een reünie organiseren’. We hebben het allemaal gevoeld. We hebben een dierbare collega verloren maar zij heeft ons wel iets nagelaten.

Dank, lieve Rosa!

 

#Metoo & #WaaromIkNiet

Gepubliceerd op 24-10-2017 op de blogsite van Atria door de voormalige bibliothecaris Ineke (Daniel) van Mourik.

Het is meer dan veertig jaar geleden dat ik actief werd in De Tweede Feministische Golf in Nijmegen en de meest schokkende ontdekking was toen voor mij hoeveel vrouwen slachtoffer waren van seksueel misbruik. Zouden wij feministen meer dan andere vrouwen misbruikt zijn en daarom feministen zijn geworden? Nee, zo zat het niet, wij waren de eersten die onze mond hierover open deden. Had ik ook een eigen verhaal? Nee, en daarom was ik zo geshockeerd.

Waarom ik niet, vroeg ik mij in die tijd af. Voor een man is deze uitspraak in de meeste gevallen geen vraag. Op grond van het manzijn zul je in mindere mate seksueel slachtoffer zijn of seksueel worden geïntimideerd dan vrouwen. Maar ik ben een vrouw en hoe komt het dat ik niet zulke ellendige ervaringen had gehad. Geluk? Ja, deels, maar er is ook iets anders aan de hand. Ik realiseerde me en dat begon al heel jong, dat ik mij bewust was van de dreiging die er met name van vreemde mannen kon uitgaan. Door mijn ouders maar ook opvoeders werden wij meisjes daar op alle mogelijke manieren op gewezen, en de enige bescherming bestond eruit je als een net meisje te gedragen (ik spreek nu over de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw). Nooit werd erbij gezegd dat dat je uiteindelijk ook niet zou beschermen, want het misbruik door bekenden was toen nog een bewuste of onbewuste blinde vlek of werd als unieke uitwas beschouwd waarover je maar het beste kon zwijgen. Dan verdwijnt die vlek namelijk uit het zicht.

Maar ik was niet het meisje dat een meisje in de klassieke zin wilde zijn en zeker geen net meisje. Ik was een meisje dat niet begreep dat bepaalde dingen niet mochten omdat ik een meisje was. Gelukkig was de druk niet al te groot, als kind bleef ik nog een tijdje buiten schot en het is een voordeel als je fijne broers hebt. Ik hield van jongensdingen (klimmen, schieten met de buks en ruige avonturen buiten) maar ik werd er wel voortdurend aan herinnerd dat ik de grenzen van mijn sekse overschreed: ‘Ge bent krek ene jongen’, zeiden de mensen op straat. Maar lieve goedbedoelende ouders, onderwijzeressen, en priesters, ik wilde niet krek een jongen zijn, ik wilde een meisje zijn dat gewoon wilde doen wat zij leuk en spannend vond. Hoe ingewikkeld kan dat zijn? Later, toen ik uit de kast kwam als lesbo werd dat nogmaals gebruikt. Ah, nu begrijpen we waarom ze die jongensdingen wilde. Maar lieve goedbedoelende ouders, opvoeders, priesters en wetenschappers, ik wil nog steeds niet krek een jongen zijn, maar een vrouw die haar vrouwelijkheid op haar eigen wijze wil beleven. Dat heb ik vervolgens gedaan maar altijd met kennis van de regels van de mannenjungle in mijn achterzak.

jungle outfit kopie

Survival handbook

Ik droeg wijde overhemden om niet als eerste de mannenblikken naar mijn borsten te voelen gaan, stevige schoenen om goed op te kunnen lopen en te kunnen weglopen. Broeken en jasjes met binnenzakken om geen tas te hoeven dragen. Kort haar voor het gemak. En zo gekleed betrad ik mannendomeinen zoals kroegen (in de jaren zestig was het niet gebruikelijk voor vrouwen om alleen mannenkroegen te bezoeken) en leerde ik om adrem te reageren, te discussiëren, stevig te drinken en een leuke tijd met de andere sekse te hebben. Dat ik meer op vrouwen viel dan op mannen was een voordeel. Ik had mannen niet nodig om me aantrekkelijk en begeerd te voelen en dat maakte me vrij. Ik kwam en ging wanneer ik wilde, zei nooit waar ik woonde en verliet altijd alleen en onverwacht voor hen het café. In vreemde steden en op reizen was ik altijd op mijn hoede en nam nooit grote risico’s. Ook heb ik me veel reisavonturen ontzegd en ontwikkelde ik, ondanks mijn gebektheid, een grote gereserveerdheid. Door de jaren heen gebruikte ik mijn eigen survival handbook om de patriarchale jungle te verkennen en dat heeft deels bijgedragen tot #waaromikniet. Maar ik heb me altijd gerealiseerd dat ik ook geluk heb gehad en dat #IkOok kantje boord was.

Want niets kan ons beschermen en we zijn geneigd dan te blijven zoeken naar wat we niet goed hebben gedaan i.p.v de daders aansprakelijk stellen. We fietsten in het donker alleen (uitlokking), we hebben geflirt (uitdaging), we hadden te korte rokjes, te diep décollete (verleiding), te jongensachtige kleding (woede), nee gezegd (maar dat betekent toch ja), te adrem geweest (afstraffen), te verlegen (had je maar nee moeten zeggen). Kortom zoals een bekend gezegde het uitdrukt: het is niet goed of het deugt niet.

Iedereen die deel uitmaakte van de vrouwenbeweging in de jaren zeventig, wist dat geweld tegen en intimidatie van vrouwen een immens probleem was en al spoedig volgden de artikelen (ik schreef erover in Lover), actiegroepen zoals Blijf van m’n Lijf en Vrouwen tegen Verkrachting, de boeken met analyses van het patriarchaat, en hier in Nederland grote onderzoeken op dit gebied van Renée Römkens (1992) en Nel Drayer (1988). Nou, dat hebben de dames geweten want hun verontrustende cijfers werden vaker geridiculiseerd en gebagatellisseerd dan dat de alarmklok werd geluid. Want dat had gemoeten, maar het gebeurde niet.

Het zwijgen van mannen

Metoo

Maar nu is er #metoo en #IkOok dat tien jaar geleden al werd geïnitieerd door een zwarte vrouw, Tarana Burke. Na het openbaar maken van de wandaden van een Hollywood producer, wordt #metoo dankzij de sociale media door duizenden vrouwen (maar het zullen er miljoenen worden) getwitterd. De kranten staan bol van de verhalen en de een na de andere bekende persoon komt uit de kast van het verzwegen misbruik. Ze hebben niet alleen hun eigen schaamte en schuld overwonnen, maar ook hiermee de bescherming die de mannen blijkbaar meenden te hebben voor hun machtsbelust wangedrag aan flarden gerukt. Want dat is misschien wel het meest verbazingwekkende: hoe lang hebben mannen van wie men wist dat ze misbruik maakten van hun posities vrijelijk hun gang kunnen gaan? Ik begrijp dat de slachtoffers, de vrouwen, hierover zwegen, maar dat zoveel mannen hun medebroeders rugdekking gaven en geven is erg beangstigend. Er lopen dus heel veel mensen (merendeel mannen) rond die ervan weten en dus medeplichtig zijn aan het voortwoekeren van dergelijk misbruik. Dat kan dus ook je aardige buurman zijn, een sympatieke collega op het werk, of zelfs je eigen familielid, of echtgenoot, die zijn kop in het zand steekt als het zijn eigen kop gaat kosten, zijn solidariteit met andere mannen aantast, of zelf ook wel houdt van zogenaamd onschuldig ‘grab them by the pussy’ praat.

Silent men

Wat nu zo bijzonder is dat veel mannen zich beginnen te realiseren dat zij belangrijke spelers zijn en zich ook gaan uitspreken nu de beerput van alle kanten walmt. De man die zich al jaren lang in theorie opwerpt als de beschermer van vrouwen kan nu eigenlijk eens goed aan de bak: zichzelf onder het vergrootglas leggen en zijn seksegenoten de maat nemen en waar nodig laten vallen als een baksteen als zij hun macht en wellust op een destructieve wijze gebruiken.

Ik weet dat veel mannen zullen denken dat het in de aard van hun beestje zit om er roofdierachtige praktijken op na te houden, maar ik houd het er op dat wij in een cultuur leven die patriarchaal is en waarin de machthebbers zelf eeuwenlang fanatiek geloofden (met steun van religie en wetenschap) in de onontkoombaarheid en natuurlijkheid van de mannelijke superieure positie. Het is de fantieke gelovigen (waartoe ook heel lang vrouwen behoorden omdat ze zich schikten in hun lot) goed gelukt om deze boodschap over te brengen maar er zit houtrot in de fundamenten en een van de tekenen is het wereldwijde grootschalige protest van vrouwen tegen hun vernedering, mishandeling en onderdrukking.

Toxic masculinity word cloud

Nu ook meer en meer mannen zich bewust worden van wat wel wordt genoemd ‘toxic masculinity’ is er hoop op een menselijker wereld. Een wereld waarin ik en andere vrouwen niet voortdurend met het junglehandboek in de achterzak of tas hoeven rond te lopen.

 

In Memoriam: Nicoline Meiners 1942 – 2017

Rede uitgesproken op de afscheidsbijeenkomst van Nicoline Meiners op 4 maart 2017 in Schuilkerk de Hoop in Diemen door Ineke van Mourik. 

Meiners 2Als ik aan Nicoline denk, denk ik aan boeken. Veel boeken en overal: in haar kelder, haar huis, haar winkel en in andere voor het publieke oog verborgen opslagruimten. Door haar kwam ik in een rijke antiquarische vrouwenboekenwereld.

Ik weet niet meer precies wanneer ik haar voor het eerst ontmoette, de vrouw die door Ischa Meijer in een interview met haar ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van Lorelei in 1991, de antiquarioniste werd genoemd. Ik denk eind jaren zeventig begin jaren tachtig toen ik vanuit Nijmegen en werkzaam in boekhandel de Feeks vanwege de liefde en feminisme vaak in Amsterdam kwam. Nicoline’s winkel op de Prinsengracht was behalve een schatkamer van bekende en onbekende werken een ontmoetingsplaats. Nicoline troonde achter een tafel met haar kaartenbakken en op de tafel stond een ouderwetse theepot op een lichtje. De theepot, een  leunstoel en tafeltje met schemerlamp in de hoek, kwamen uit de erfenis van haar tante Annie. Daardoor kreeg de winkel een nog groter antiquarisch cachet.

Lorelei

Nicolione’s gehechtheid aan haar boeken was groot, zeker als het een bijzonder exemplaar betrof. Zo was ik begin jaren tachtig op zoek naar het subversieve S.C.U.M – manifest van Valerie Solanas en zij bleek dat thuis te hebben. Op een middag bracht ik haar een bezoek en we zaten op haar balkon thee en daarna wijn te drinken. Elke keer probeerde ik het gesprek op het S.C.U.M-manifest te brengen maar handig ontweek zij het onderwerp door enthousiast over andere boeken te vertellen. De aanhouder wint: uiteindelijk haalde zij het beruchte boekje tevoorschijn en heeft zij het met frisse tegenzin aan me verkocht.

Later toen ik werkzaam was als bibliothecaris bij het IIAV (nu Atria) gingen we een aantal keren samen haar opslagruimten in (op diverse plekken in de stad) om uit de door haar verzamelde schatten een selectie te maken voor onze collectie. Dat ging altijd gepaard met enorm (terecht) gemopper over de catalogus. Zo werd zij ook enigszins de schrik van diverse medewerksters toen ik haar had gevraagd de noodzakelijke correcties in de catalogus aan te brengen. Zij was een dwarse perfectionist, maar met een vurig feministisch hart. Zij heeft prachtige oude boeken, tijdschriften en pamfletten verkocht en geschonken aan het instituut.

In het interview met de soms treiterige Ischa (ze waren duidelijk aan elkaar gewaagd want zij heeft hem onder de tafel ook nog geschopt) zegt zij na een vraag van Ischa over hoe het eigenlijk met de vrouwenbeweging gaat: ‘Zolang ik er ben, is er niets aan de hand.’

De antiquarioniste is er niet meer en ook haar winkel is verdwenen, maar zo lang wij haar gedenken is zij er en leeft haar boekenziel voort.

Meiners

Elk mens sterft twee maal

Als we ter hoogte van Xantippe fietsen over de zonnige of regenachtige Prinsengracht

denken wij aan haar.

Als de geur van oude boeken en vochtige pamfletten onze neuzen prikkelt

denken wij aan haar.

Als de Lorelei in onze oren zingt

denken wij aan haar

Als we strijden voor rechtvaardigheid voor vrouwen wereldwijd

denken wij aan haar.

Als we de vrolijkheid in de rondborstige kunst van Nikki de St. Phalle zien

denken wij aan haar.

Als we denken aan de literaire salons waar onze geest werd geprikkeld

denken wij aan haar.

Als we iets goed kunnen doen door wat zij ons leerde

denken wij aan haar

Zolang wij leven blijft zij leven,

Zij is een deel van ons, zolang wij haar herdenken

 

Bij zonsopgang en zonsondergang

denken wij aan haar.

Bij het waaien van de wind, in de kou van de winter

denken wij aan haar.

Bij het openspringen van de knoppen in de lente,

denken wij aan haar.

Onder de blauwe hemel, in de hitte van de zomer

denken wij aan haar.

Bij het ritselen van de bladeren, in de schoonheid van de herfst,

denken wij aan haar.

Wanneer het jaar begint en wanneer het eindigt

denken wij aan haar.

Zolang wij leven blijft zij leven,

Zij is een deel van ons, zolang wij haar herdenken

(Variant van joods gedicht)

Zie ook: De getijden van Nicoline Meiners, een boekje dat gemaakt is na haar overlijden met de speeches op de afscheidsbijeenkomst en meer informatie over Nicoline en haar antiquariaat Lorelei. Aanwezig in de collectie van Atria www.atria.nl

 

 

Lesbian Nation

Verhaal uitgesproken op 9 december 2016 t.g.v. een bijeenkomst/reünie van Lesbian Nation bij Cantina Vocaal te Amsterdam door Ineke (Daniel) van Mourik.

Lesbian nation3

Ik vraag mij regelmatig af of ik als ik in een ander tijdperk was geboren niet in het gekkenhuis terecht zou zijn gekomen. Je diep van binnen onbehaaglijk voelen, voelen dat er iets niet klopt in de wereld die je kent van opvoeding en onderwijs, is niet genoeg om je als individu los te kunnen worstelen uit een cultuur. Daarvoor heb je anderen nodig, kennis van hoe de wereld is geworden wat zij is en ideeën over hoe je een cultuur zou kunnen veranderen. Blijkbaar moet je ook de tijd mee hebben en die had ik. Als eind jaren zestig de vrouwenbeweging weer een nieuwe impuls krijgt, wordt dat voor mij het begin van een eindeloos avontuur. Ik las en las. Boeken van feministische schrijfsters werden dagelijkse kost. Maar ik bleef een kamerfeministe, veilig achter mijn bureau in Nijmegen, met lineaal en potlood in de hand om alles aan te strepen wat voedsel voor mijn uitgehongerde ziel was. Van o.a. Paarse Septemberkrant, S.C.U.M. manifest, Jill Johnston’s Lesbian Nation (1973) tot Germaine Greer, The Female Eunuch en opnieuw De Tweede Sekse van Simone de Beauvoir.Terwijl Dolle Mina demonstreerde, Joke Smit de topfeministe was en MVM op volle toeren draaide, bleef ik mij deels een buitenstaander voelen.

Totdat ik via een vriendin werd gevraagd om voor het landelijke tijdschrift Lover tijdschrift signaleringen te maken. Weer later werd ik in de tekstredactie gevraagd. Regelmatig vergaderden we met de redactie in Nijmegen en later vooral in Utrecht bij de Heksenkelder, de eerste vrouwenboekhandel in Nederland die in 1975 werd opgericht. Een volgende stap naar buiten was het samen met anderen organiseren van een  vrouwenavond bij Dien in het café De La Paix waar de Nijmeegse lesbische vrouwen elkaar troffen rond de flipperkast en het billard. Zochten we daarvoor onze toevlucht in duistere homokroegen, bij Dien werd het al feministischer.

Toen gebeurde er iets dramatisch dat mijn leven een grote wending zou geven: mijn oudste zus verongelukte op 27 maart 1977 in het grote vliegtuigongeluk op Teneriffe. Ik studeerde nog, liep stages en aarzelde over de toekomst. Ik wilde niet de wetenschap in en mijn opleiding tot orthopedagoge had mij in instellingen (o.a. gevangenissen) gebracht waarin ik mijzelf als de grootste gevangene beschouwde. Het verlies en een aantal maanden van depressie die erop volgden, maakten iets in mij los dat mij bevrijdde. Ik besloot mijn hart te volgen en wilde (ook al had ik geen enkele ervaring met zakendoen) een vrouwenboekhandel oprichten. Ik sprak erover met Ineke Zijlmans. Zij kende een vrouw die dezelfde plannen had. Dat bleek Veronie Koopmans te zijn die al een aantal vrouwen op het oog had. We kwamen bij elkaar, besloten tot oprichting van een vrouwenboekhandel, café en documentatiecentrum, en op 23 november openden we aan de Eiermarkt in Nijmegen, de Feeks.

Wie een cultuur wil scheppen of herscheppen, begint met kennis en overdracht, een ontmoetingsplaats en en legt alles vast voor de toekomst. In een opmerkelijk korte tijd lukte het de eerste stap hiertoe te zetten met een simpele formule, zonder businessplan, en met weinig geld. Elders in het land waren er al vrouwenhuizen, maar er kwamen meer en meer vrouwenboekhandels en vrouwencafé’s en het hart van die laatste initiatieven werd gevormd door de lesbisch-feministen.

De Nijmegen – Amsterdam Connectie

Er is afstand en gevoelsafstand. Zo is de reis van Nijmegen naar Amsterdam korter dan die van Amsterdam naar Nijmegen. Dus namen wij, lesbisch feministen van het eerste uur, regelmatig de trein naar Amsterdam. Amsterdam was al langer het Walhalla van vrijheid van ‘the love that  dare not speak its name’ en van kroegen als Taboo, Coupé de Paris en dansgelegenheden als de Schakel. Maar nu vermengde deze ‘verboden’ liefde zich met het feminisme en bezochten we andere kroegen zoals het fameuze ‘Schaartje’ in de Spuistraat en ‘De Lange Gang’. In andere steden was een zelfde ontwikkeling te zien. Er ontstonden eilanden van lesbisch-feministische cultuur waarbij Lesbos verbleekte. Maar Amsterdam was Sappho en de lesbo’s van buiten Amsterdam zaten graag aan haar voeten (ook al hadden wij in Nijmegen onze eigen oude Sappho, Andreas Burnier).

ScanDe Nijmeegse meisjes werden wij genoemd in vrouwencafé Saarein en vrouwenboekhandel Xantippe. Het opmerkelijke was dat wij ons als provincialen via liefdesrelaties, café-bezoek en deelname aan activiteiten moesten invechten in de Amsterdamse lesbo-cultuur. Een cultuur die wij met elkaar deelden en steeds meer gingen delen. Mijn relatie met Maaike Meijer bracht mij diep in de Amsterdamse lesbo-cultuur en na het drinken van een halve fles whiskey met Sjuul Deckwitz in boekhandel Xantippe werd de band met de vaste clientèle van het nabijgelegen vrouwencafé Saarein ook steeds inniger.

In Nijmegen werd De Feeks het ontmoetingscentrum  van alle vrouwen die iets wilde (feministische actie of een vriendin, of vaak allebei).  We initieerde een groot internationaal muziekfestival (1980), we deden mee aan demonstraties, gaven boeken uit, organiseerden avonden over kunst, literatuur en politiek, discussieerden tot we erbij neervielen, gaven veel feesten (zoals het Jurkenfeest of kom als uw favoriete schrijfster), hadden ook net als in Amsterdam een moeder-dochterdag, en verzonnen ludieke acties in de stad en practical jokes in de boekhandel (dit soms tot lichte verontwaardiging van klanten). We hadden een ongelooflijke collectie boeken, tijdschriften en platen en bestelden die in alle hoeken en gaten van de wereld. We reisden zelfs naar Parijs om daar boeken te gaan ophalen als het Franse chauvinisme te erg opspeelde.

We spitten de hele geschiedenis om en groeven naar de schatten die daarin verborgen lagen en maakten nieuwe geschiedenis door het scheppen van een cultuur die meer was dan een subcultuur. Een cultuur die de patriarchale fundamenten wilde vervangen door andere, meer humane. Een cultuur waarin vrouwen hun potentieel konden ontwikkelen en konden bijdragen aan en nieuwe visie op de samenleving. Tegelijkertijd bloeiden de liefdesrelaties en gingen ook weer ten onder. Er werd druk geëxperimenteerd en alles werd uit-en-te-na besproken.

Je had in Nijmegen het Vrouwencentrum en je had De Feeks, maar de meer politiek incorrecte potteuze dames wilden meer. We organiseerden een Pottenmaand met openbare receptie midden in een drukke winkelstraat op de Ganzenheuvel en onder de bezielende leiding van Ineke Zijlmans en Bobby Linschoten (later stond ik daar ook achter de bar) werd er op zondagavond in de kelder van homocafé De Plak, in de Pottengrot*,  gedanst op foute muziek en boden wij voor het dansen provocerende activiteiten aan) en we brachten Lesbiafonia ten gehore. Wat de Nijmeegse Feeks ook kenmerkte was dat we ook deel uitmaakten van alternatief Nijmegen en daarom vaak werden betrokken bij andere acties zoals de fameuze bezetting van de Piersonstraat. En we waren de enige in Nederland (tot afgrijzen van een deel van de vrouwenbeweging) die een aantal personen in de Feeks betaalde. Achteraf gezien waren we dus eigenlijk voorlopers, maar dit terzijde.

In al die jaren maakten velen van ons regelmatig de korte reis naar Amsterdam en soms ondernamen de Amsterdamse meisjes (meestal vanwege de liefde of korte flirtations) de lange reis naar Nijmegen.

In Amsterdam demonstreerden we mee in de eerste homodemonstratie in 1979 en samen met Amsterdam speelden we uit en thuis in het damesvoetbal. We zaten in de zaal bij de fantastische playbackshows en gingen naar alle plekken in de stad waar iets gebeurde op feministisch, maar vooral lesbisch feministisch gebied. De weekenden in Amsterdam waren een mengeling van het zakelijke, organisatorische, ideologische, het feestelijke, het liefdesleven, van humor en verdriet, van dansen en drinken. En uit die kolkende creatieve chaos ontstonden nieuwe initiatieven.

Zo werkte ik vanuit Nijmegen mee aan Lover, het Lesbisch Prachtboek (1979) en later, toen ik verhuisde naar Amsterdam, aan het tijdschrift Lust & Gratie.

De maagdelijke geboorte van een nieuwe cultuur

Dat wat subcultuur werd genoemd is naar mijn idee veel meer dan een subcultuur geweest. Het was en is nog steeds een revolutionaire beweging die zonder wapens een nieuwe werkelijkheid probeert te scheppen. De geboorte van deze cultuur was een maagdelijke en daarom een van vrouwen. Want dat hebben we ook geleerd: als er sprake is van een maagdelijke geboorte dan kan dat alleen door parthenogenese en dan zijn de borelingen vrouwelijk.

Na bijna veertig jaar zijn we hier om elkaar zoveel mogelijk verhalen te vertellen. Verhalen die wij willen documenteren voor de generaties na ons. Om de oneindige creativiteit en diversiteit te laten zien van een feminisme dat veel verder reikt dan emancipatie, verder dan het glazen plafond, verder dan de bestrijding van onrecht en geweld tegen vrouwen.

LesbianNation2

Maar wie weet zijn we ook weer bij elkaar om door te gaan en nieuwe initiatieven te ontplooien. De wereld is veranderd, maar helaas niet alleen ten goede en wat we nu meer dan ooit nodig hebben is een vernieuwende strijdbaarheid. Een strijdbaarheid met wijsheid en inzicht.

We kunnen niet op onze lauweren gaan rusten. Wij maakten deel uit van een van de meest revolutionaire bewegingen van de vorige eeuw. Laten we dat ook blijven in deze eeuw. Provincialen en grootstedelijken Verenigt U!

* Ik heb hierover geschreven in mijn boek Tropenritme in het hoofdstuk ‘De Directrice van het Nachtheelal’. 

Zie meer over Lesbian Nation op de site: vrouwennuvoorlater.nl

De hele bijeenkomst is gefilmd door Netty van Hoorn en deze film ligt ter inzage bij Atria en IHLIA. 

LOVER 40 jaar: van papieren tijger tot online journalistiek

Toespraak bij het 40-jarig jubileum van LOVER op 26 oktober 2014 in de Vondelbunker te Amsterdam door Ineke van Mourik (oud redactielid).

Terwijl niet zo ver van ons vandaan een heftige oorlog woedt die je ook zou kunnen omschrijven als een oorlog van het ‘vrouwelijke’ principe dat leven heet (democratie, autonomie van vrouwen – de Koerden) tegen een doorgeslagen ‘mannelijk’ principe dat dood heet (IS en hun fascistische totalitaire ideologie), bevinden wij ons in een land dat sinds 1945 vrede kent, en vieren wij feest in een bunker, de Vondelbunker. Hoe ironisch. Oorspronkelijk een schuilkelder, later in de jaren zestig was dit een vrijplaats voor softdrugs en alles wat maar alternatief was.  Het siert Lover dat wij hier op deze grassroot plek ons historisch feest vieren.

Lover bestaat 40 jaar en het was geen tocht door de woestijn die nu is geëindigd in het beloofde land, want we zijn nog steeds op weg naar samenlevingen die vrouwen wereldwijd gelijke kansen, waardigheid en autonomie moeten bieden.

Lover bestaat 40 jaar en ik ben trots op deze mijlpaal en ik ben trots op al die vrouwen en mannen die het tijdschrift en nu de website tot een belangrijk podium van de feministische beweging hebben gemaakt.

In het begin van de jaren zeventig en in de daaropvolgende jaren verschenen talloze tijdschriften en tijdschriftjes, er waren vrouwenboekhandels, café’s, vrouwenhuizen en het feministische actiewezen en de feministische cultuur van vrouwenvoetbal tot vrolijke vrouwenfestivals bloeide. Er bestond een uitgebreide subcultuur die eind jaren tachtig, begin jaren negentig langzaam verdampte of werd opgenomen in de zogenaamde mainstream van politiek en instituties.

Was dit het teken van ‘de dood van de feminist’? De ironische titel van deze feestelijke gebeurtenis. De tegenstanders van het feminisme hoopte daar al lang op maar met het feminisme gaat het net zo als met God. De atheïsten willen wel dat hij dood is of gaat, maar het bestaan ervan is hardnekkiger dan zij hoopten. God is onsterfelijk omdat mensen hem in leven houden of in leven willen houden. Het feminisme is hetzelfde lot beschoren en heeft de wonderlijke eigenschap om na een periode van inkeer weer met hernieuwde energie te reïncarneren.

LOver2

In 1974 verschijn de eerste Lover. Het was de bedoeling om door middel van samenvattingen en besprekingen van publicaties uit alle hoeken van de vrouwenbeweging een breed overzicht te geven van de feministische cultuur. Lover, sloeg op LiteratuurOVERzicht en was niet een nieuw pornoblad zoals menigeen dacht en hoopte.

Van korte signaleringen ontwikkelde Lover zich naar een tijdschrift met meer artikelen en analyse. Ik woonde in die tijd in Nijmegen, studeerde er ortho-pedagogiek maar verdiepte mij toen al enthousiast in de feministische literatuur. Ik was een echte bureau-feministe maar al snel ontstond het eerste initiatief: de oprichting van een vrouwenavond (dat werden de beruchte woensdagavonden bij Dien) in ons stamcafé La Paix. Daar dronken we (teveel), we discussieerden (veel), er werd geflipperd en nieuwe liefdes bloeiden en verwelkten. Pas een aantal jaren later, in 1977, zou ik samen met andere vrouwen de vrouwenboekhandel, café en documentatiecentrum De Feeks oprichten.

In 1974, ten tijde van de oprichting van Lover waren we nog pril en onbezonnen en bezochten homocafé’s omdat die de vrijhavens waren voor onaangepast gedrag. De feministen waren op een hand te tellen en er was er een die mijn geliefde was. Zij was journaliste en had contact met de Loverredactie en door haar belandde ik bij Lover waar ik in het begin de Tijdschriftenoverzichten samenstelde. Spoedig belandde ik in de tekstredactie, ging zelf ook schrijven (met veel bloed zweet en tranen en de hulp van Ria van Hengel, een mederedactielid) en maakte tot 1981 deel uit van de redactie. Later zat ik nog tot in de jaren negentig in de redactie van Lust & Gratie.

De redactieleden van het eerste uur waren vrouwen uit het hele land en een man, Jeroen de Wildt, medeoprichter van Lover (voortgekomen uit een initiatief van MVM). Wij vergaderden een keer per maand in Utrecht in de Heksenkelder. Deze vergaderingen waren voor mij altijd nauw verbonden met bezoek aan de boekhandel en café (de Heksenkelder was de eerste feministische boekhandel annex café in Nederland) Na de vergadering bleef ik meestal tot ver in de nacht aan de bar hangen. Ik geloof dat ik daar in de boekhandel en aan de bar mijn inspiratie heb opgedaan om later in 1977 ook in Nijmegen zoiets dergelijks op te richten.

De eerste jaren werd Lover nog ambachtelijk in het Vrouwenhuis te Amsterdam in elkaar geplakt en ik weet nog dat ik dat een keer omdat degene die dat normaal deed, Robertine Romeny, ziek was, deze taak kreeg toebedeeld. De verlokkingen van het Vrouwenhuis waren erg groot en ik zie mij nog aangeschoten en bloednerveus het blad in elkaar plakken.

Op de vergaderingen verdeelden we de taken en vervolgens werd er thuis gewerkt. Ik woonde op een kamer en de telefoon op de gang was mijn poort naar buiten. Staande, met de telefoon in de hand en mijn papieren op een schuin plankje moest ik de stukken met auteurs doornemen. Later kwam er een eigen telefoon. Those were the days .

Ik begon te schrijven en dat waren in het begin vooral stukken, artikelen over verkrachting, incest, en pornografie. Daarvoor moest ik veel lezen en ik ontdekte op een gegeven moment dat dat mij langzamerhand begon te vergiftigen. Ik kon aan niets anders meer denken en zag overal seksueel misbruik. Vanaf het moment dat ik in elke vader met kind op schoot in de trein een perverseling ging zien, begon ik het roer om te gooien.

Lover3Ik wilde de nadruk leggen op het positieve in de vrouwenbeweging, wijzen op interessante boeken of personen die ons verder zouden brengen. Kortom ik werd meer een culturele feministe dan een politieke of activistische ook al deed ik wel mee aan demonstraties en ondersteunde ik acties.

Lover bood een goed podium om vrouwen uit te nodigen ook te gaan schrijven over onderwerpen die niet alleen maar kommer en kwel waren. Omdat we zo breed georiënteerd waren, was er zelden onenigheid over de artikelen. Ik herinner me maar een onaangename aanvaring toen de redactie besloot om bij een interview met Andreas Burnier een waarschuwend commentaar te zetten en te wijzen op een komende reactie.

Weer later kreeg Lover een meer wetenschappelijke kleur naarmate er meer vrouwen van vrouwenstudies in de redactie kwamen. Maar daarover kan Christine Franken meer vertellen.

Toen ik dit praatje aan het voorbereiden bespeurde ik bij mijzelf een lichte weerzin om 40 jaar terug te gaan. Niet omdat het niet belangrijk is, maar het is voor mij, zij het op een iets andere manier, verleden. Ik heb ervan geleerd, ik heb geen nostalgische gevoelens ook al vertel ik af en toe graag een anekdote uit die tijd. Het heeft te maken met hoe ik naar mijzelf kijk. Ik ben weliswaar gevormd door de Tweede Golf, ik heb er zelf deel van uitgemaakt, maar de ontwikkeling gaat door. Ik ben evengoed deel van de Derde Golf omdat ik in deze tijd leef. Dit heeft ook te maken met een sterk gevoel voor continuïteit dat ik in mij draag.

Wij staan op de schouders van eigenzinnige individuen die ondanks tegenwerking en niet gesteund door een vrouwenbeweging de weg hebben bereid. Kunstenaars als Berthe Morisot, Camille Claudel en Georgia O’Keefe. Schrijfsters als Kate Chopin, George Elliot, denkers als Mary Wollstonecraft, Simone de Beauvoir en nog vele anderen.

We staan op de schouders van het collectief van vrouwen van de Eerste Golf en Tweede Golf en bouwen zo voort aan een wereldwijde, globale beweging van rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid, gelijkheid en autonomie.

LOVER

Het verleden is om van te leren, om de verhalen te kennen, om te behouden wat goed was, om te laten sterven wat nu niet meer bruikbaar is, te veranderen wat niet meer in de tijd past en nieuwe visies te ontwikkelen. Het is een eeuwige evolutie, een geweldloze revolutie. Daarom is het zo bijzonder dat Lover zo lang bestaat en zich van papieren tijger heeft ontwikkeld tot online journalistiek podium.

De feminist is dood, leve de feminist, leve Lover!

Afscheid Maaike Meyer hoogleraar

Essay geschreven in 2014 voor de essaybundel bij het afscheid van Maaike Meijer.

images-1

Met jouw mond bij mijn oor

De orale traditie in het leven en werk van Maaike Meijer

‘In an oral culture, words are supported by the presence, the energy and the reputation of the speaker, they are the extension of his or her power and they exact attention from the listeners as measured against the eminence of the speaker’ (Derrick de Kerckhove, Oral versus Literate Listening) (1)

Het is in de tweede helft van de jaren zeventig, de heftige bloeitijd van het feminisme, als ik vanuit Nijmegen Maaike in Amsterdam bezoek. Maaike studeerde mediaevistiek en gaf tegelijkertijd les aan een middelbare school. Zij was gepassioneerd in haar studie en het lesgeven zat haar in het bloed. Met de wind in de haren, geliefde voor op stang van haar herenfiets tussen haar stevige armen, hond in een kistje achterop, fietsten we langs de Amstel. (2)

Met haar mond dicht bij mijn oor kreeg ik de regels van de retorica uitgelegd, werd het raadsel van de jonkvrouw die nooit lachte in de Graalromans uitgeplozen en tussendoor werden gedichten geciteerd.  Als het al te verheven werd, barstte Maaike los in de onvervalst Amsterdamse smartlap: ‘Wordt nooit verliefd’, een lied dat tot op heden nog regelmatig door haar wordt aangeheven op feesten, partijen of gewoon op straat.

Zoals een Initialtraum bij Freud wordt in dit lied de hele levensloop en levensbeschouwing van Maaike reeds aangekondigd. Natuurlijk is zijzelf de beste persoon om hier een analyse op los te laten, maar ik zal een bescheiden poging doen geïnspireerd door Maaike’s oratie bij het aanvaarden van de Opzij leerstoel in 1999.(3)

9056810553

Even terzijde dient nog vermeld te worden dat ik nog nooit zoveel lachende hoogleraren bij een oratie heb gezien als bij deze. Niet alleen door de komst van Corry Brokken aan het einde, maar ook omdat de kersverse hoogleraar haar betoog illustreerde door zelf fragmenten van de liederen te zingen.

Maar nu eerst de tekst van het lied. Voor degenen die het willen horen of willen meezingen, verwijs ik naar Youtube. (4)

Wordt nooit verliefd
(Louis Davids/Margie Morris 1920)

Zoodra ik zestien jaren werd,
Heeft moeder me gezegd:
‘Mijn kind, vertrouw het manvolk niet,
Die kerels zijn zoo slecht,
Ze maken al de meisjes gek,
Alleen voor tijdverdrijf,
Ze hebben allemaal het zelfde
Smoessie an d’r lijf.’
En hoe meer ik het bekijk,
Mijn moeder had gelijk.

Refrein:
Wordt nooit verliefd, want dan ben je verloren,
Je zeilt er in tot allebei je ooren.
Wordt nooit verliefd, meisjes, wat ik zeg is waar,
Als je verliefd wordt, dan ben je de sigaar.

Mijn moeder zei: ‘De man houdt eerst
Een meisje aan de praat.
Je krijgt een advocaatje en
Een stukkie chocolaad.
Je zegt op alles ja en je
Bent veilig en vertrouwd,
Wanneer je ‘m vijftig centimeter
Van je lijf af houdt.’
En hoe meer ik het bekijk,
Mijn moeder had gelijk.

Ik heb mijn moeder eens gevraagd:
‘Mijn vrijer houdt zo aan,
Die wil bij avond altijd in ‘t
Plantsoentje wand’len gaan.’
Toen zei mijn moeder: ‘Ga je gang,
Dat wand’len kan geen kwaad,
Als het maar altijd wandelen blijft
En je nooit zitten gaat.’
En hoe meer ik het bekijk,
Mijn moeder had gelijk.

In haar oratie spreekt Maaike over teksten uit de jaren vijftig en zestig en hoe deze teksten en beelden bemiddelen in het tot stand komen van nieuwe identiteiten, nieuwe zelfbeelden. Maar zou je dat ook al kunnen zeggen over een lied uit de jaren twintig? Het is een ironisch, realistisch lied en tegelijkertijd een tragisch lied. Want de pil was nog ver weg, seksualiteit eerder een kwaad dan een goed, wandelen nog onschuldig vermaak zolang je maar niet ging zitten, en de dochter neemt de raad van de moeder ter harte. Mannen worden afgeschilderd als schobbejakken die maar op een ding uit zijn en ook daar lijkt de dochter de moeder gelijk in te geven. Zo is de wereld en je kunt er maar het beste rekening mee houden, want anders ben je de sigaar. Tegelijkertijd weten zowel de moeder als de dochter dat je uiteindelijk toch de sigaar bent (als je in het huwelijk treedt) en dat je er maar het beste van kunt maken en zo’n lied helpt daarbij. Het lied zou je als de eerste stap kunnen zien uit het moralisme van de cultuur en religie naar een wat ironischere benadering, lachen om de ellende die je ten deel kan vallen. Zingen tegen de verdrukking in.

In de jaren zeventig krijgt dit oude lied een heel andere kleur. Een kleine groep lesbisch-feministen zingt het uit volle borst als strijdlied. Het lied weerspiegelt nog steeds een realiteit maar de tekst die meezingt, die als boventonen boven de melodie en de woorden uitstijgt, is dat dochters zich aan dat noodlot kunnen ontrekken en hun eigen identiteit kunnen verwerven zonder zich te hoeven overgeven aan heteronormen. Een radicale visie die elke keer werd onderstreept als we het lied zongen. We vergaten daarbij dat wij ook met het refrein te maken zouden krijgen, dat was van later zorg.

images-2

Feit is dat het populaire lied ‘Wordt nooit verliefd’ uit de Jantjes zich door middel van de orale cultuur een plaats heeft verworven in de lesbische vrouwencultuur. Er is in de loop van de geschiedenis betekenis aan toegevoegd die er niet door de schrijvers Louis Davids en Margie Morris in is gelegd.

Voordat Maaike bij de universiteit ging werken was zij activiste, publiceerde, vertaalde en gaf lezingen. Door haar werk bij de universiteit heeft haar talent zich verdiept en hebben de twee werelden van binnen en buiten de universiteit zich verenigd in wat ik als het hoogtepunt beschouw van haar  carrière tot nu toe: de biografie van Vasalis.

Een van de leukste, meest creatieve, speelse, feministische hoogleraren neemt nu afscheid van het wetenschappelijke bedrijf. Een hoogleraar die ook trouw bleef aan haar hartstocht voor de orale cultuur en die combineerde met haar wetenschappelijke status.

Het leven houdt niet op na je pensioen. Er zal worden geschreven, gelezen en herlezen, gezongen, gedanst en gestreden. En we zullen gedichten aan elkaar voorlezen. Zoals dit gedicht van Adrienne Rich dat Maaike vertaalde en dat geen enkele analyse nodig heeft:

I

In deze stad waar bioscoopreclames flikkeren

vol pornografie, science-fictionvampieren,

gehuurde slachtoffers gebukt onder de zweep,

moeten ook wij lopen … zo gewoon

als door verregende vuilnis, langs de alledaagse

wreedheden van onze eigen buurt.

We moeten ons leven pakken midden in

die ranzige dromen, die schroothoop, die afgang

en de rode begonia die gevaarlijk flitst

op de vensterbank van een huurkazerne, zes verdiepingen hoog,

of de jonge meisjes met lange benen die een balspel doen

op de speelplaats van de junior highschool.

Niemand heeft ons bedacht. We willen leven als bomen,

wilde vijgebomen, lichtend in de bezwavelde lucht

met littekens bedekt, toch overdadig in de knop,

onze hevige hartstocht in de stad geworteld.

 

Noten:

1 Don Campbell (red.), Music: Physician for Times to Come. Quest Books Theosophical Publishing House, Wheaton (Ill.) 2000.

2 Dit is een typisch beeld uit de jaren zeventig. Daartoe behoorde in bepaalde kringen het toeëigenen van herenfietsen door (meestal) lesbisch-feministen, het roken van sigaren en pijp in mannencafé’s, het dragen van geheime jongensnamen in navolging van beroemde schrijvers als Andreas Burnier, George Sand en George Eliot, en een niet-feministisch politiek-correcte bewondering voor de geschriften van G.K. van het Reve.

3 MaaikeMeijer, Machtige melodieën. Populaire teksten uit de jaren vijftig en zestig als bron voor cultuurgeschiedenis. Universiteit Maastricht, 1999.

4 Adrienne Rich,Eénentwintig liefdesgedichten. Vertaald door Maaike Meijer, Uitgeverij Vrouw Holle, Utrecht 1980.

 

Lezen: Wat de verbeelding niet vermag! Essays bij het afscheid van Maaike Meyer. Redactie Agnes Andeweg en Lies Wesseling. Uitgeverij Vantilt, Nijmegen 2014 Opgenomen in de collectie van Atria, kennisinstituut van emancipatie en vrouwengeschiedenis te Amsterdam

 

Barsten in het paradijs

Column geschreven voor OPZIJ oktober 2012

Tot mijn 11de levensjaar was mijn leven een paradijs en deed ik alles wat mijn jongens- en meisjeshart begeerde. Maar met het klimmen der jaren kwamen er barsten in dat paradijs. Het bleek te zijn opgedeeld in gebieden die je als meisje niet meer mocht of kon betreden. Me daarbij neerleggen zit niet in onze genen of, zoals mijn zusje altijd zegt: ‘Als ik een hek zie wil ik eroverheen.’ Het feminisme kwam als geroepen en toen ik door veel lezen ontdekte dat een wereld van wetenschappelijk, religieus en patriarchaal geblaat het fundament vormde van deze wereldwijde discriminatie was ik wakker.

Al tijdens mijn studie nam ik een radicale beslissing en begon met een aantal vrouwen in 1977 een vrouwenboekhandel/documentatiecentrum en café in Nijmegen, De Feeks. Zonder noemenswaardige PR stroomden de vrouwen toe en wij droegen bij aan een levendige landelijke feministische subcultuur. De innerlijke noodzaak was hoog, de tijd was rijp en er voltrok zich een wonderbaarlijke revolutie die ik als de succesvolste van de twintigste eeuw beschouw. Er was nauwelijks geld, maar veel inspiratie, inzet en energie brachten in een relatief korte tijd enorme veranderingen teweeg.

En hoe ligt de wereld er nu bij? Ik beweeg mij tussen himmelhoch jauchzend und zu Tode betrübt: de meiden van het voetbalteam FC Twente krijgen een auto, kleding en geld om zich in het damesvoetbal waar te maken. Vrouwen aan de top stoten hun hoofd aan het glazen plafond of raken verdwaald in het labyrinth. Het aantal vrouwelijke hoogleraren is bedroevend laag. Vrouwen doen het goed in de studie en lijden aan keuzestress omdat alles mogelijk is.

Op straat fietsen vrouwen op herenfietsen. Wereldwijd zijn vrouwen slachtoffer van uitbuiting en geweld. Wereldwijd roeren vrouwen zich en wij kunnen ons nu via de sociale media makkelijker dan in de vorige eeuw met elkaar verbinden en acties voeren. Want de revolutie is niet ten einde, zij gaat door. Luid roepend en krijsend, bedachtzaam analyserend, in het persoonlijke en politieke, in huis en op straat en in de stilte van een gestage innerlijke ontwikkeling die de eeuwenlange indoctrinatie zal transformeren.

Innerlijke noodzaak, gevoel van rechtvaardigheid en ethisch handelen zijn mijn feminisme en ik voel me verwant met al degenen die vanuit eenzelfde visie het leven vorm willen geven.

In Memoriam: Phil van der Linden (1941-2013)

Eerder gepubliceerd op 6-6-2013 op de blogsite van ATRIA – Kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis door Ineke van Mourik (bibliothecaris).

Afgelopen zaterdag 1 juni is Phil van de Linden op 72-jarige leeftijd overleden. Zij was de mede-initiatiefneemster van het begin jaren zeventig opgerichte feministische filmkollektief Cinemien. Cinemien ontwikkelde zich door de jaren heen als de gerespecteerde, onafhankelijke filmdistributeur ABC-Cinemien onder de bezielende leiding van Phil van der Linden en mede-oprichtster Nicolaine den Breejen.

CInemien

Vaak als ik een mooie en bijzondere film zie (o. a. Hannah Arendt, Festen, Desert Hearts, La Pianiste, Das Leben der Anderen) in een van de filmhuizen in Amsterdam en op de aftiteling Cinemien als distributeur wordt vermeld, ben ik verheugd dat een deel van de initiatieven die hun oorsprong vonden in de jaren zeventig, nu 40 jaar later nog steeds bloeien.

Cinemien
Het begon allemaal in 1972 toen Phil samen met andere Amsterdamse vrouwen een leegstaand pand aan de Nieuwe Herengracht 95 kraakte. Het Amsterdams Vrouwenhuis was geboren en het werd een broednest van feministische actiegroepen: de werkgroep vrouwen COC, uitgeverij de Bonte Was, De Vrouwenkrant, Vrouw en Werk, Meidentoneel, Vrouwen-gezondheids-kollektief Zelfhulp, Actiegroep Vrouwen Tegen Seksueel Geweld, VOS Vrouwen Oriënteren zich op de Samenleving, ABVA-vrouwen, Vrouwen en Universiteit en het Fem-Soc sekretariaat Amsterdam, de redacties van de talrijke onafhankelijke feministische tijdschriften, waaronder De Vrouwenkrant, Blad Vrouwen, Surplus vrouwen literatuurblad, Socialistisch feministisch tijdschrift Katijf, Vrouwenweekblad, muziekblad Thea Tuba en het meidentijdschrift Meidenwijs, èn het feministisch filmkollektief Cinemien. Een naam geheel in de ludieke stijl van de jaren zeventig en die het tot mijn verbazing nog heeft volgehouden tot op de dag van heden.

Op de site van Cinemien wordt in het bericht over het overlijden van Phil vermeldt:
‘Het bedrijf (toen nog feministisch filmkollektief Cinemien gevestigd in het Vrouwenhuis te Amsterdam) werd geboren uit het idealisme en de strijdbaarheid die zo kenmerkend zijn voor die periode. Deze waarden, evenals een gevoel van rechtvaardigheid en maatschappelijke betrokkenheid, kwamen rechtstreeks uit Phils hart en zijn kenmerkend voor de bedrijfscultuur van distributeur ABC-Cinemien.
Zonder aan oorspronkelijkheid en vooruitstrevendheid in te boeten is Cinemien in meer dan vier decennia uitgegroeid tot een toonaangevend instituut dat niet meer weg te denken is uit de hedendaagse filmcultuur in Nederland en België.
Gedurende deze ruim 40 jaar stond de gedreven, markante en idealistische Phil van der Linden, samen met Nicolaine den Breejen, aan het roer van Cinemien.
Zij werd in binnen- en buitenland geroemd om haar superieure gevoel voor tijdgeest en vernieuwing: als ware visionair voelde zij maatschappelijke en technologische veranderingen, zoals digitale distributie (waaronder VOD) ver van te voren aan. Dit, gecombineerd met haar nooit aflatende gevoel voor kwaliteit en haar charismatische, onorthodoxe manier van zakendoen, heeft mede geleid tot het succes van ABC-Cinemien.
Nicolaine den Breejen:
‘Phils werk, visie en ambitie zijn van onschatbare waarde geweest voor ons bedrijf en voor de filmcultuur in Nederland en België.’

In het tijdschrift Homologie uit 1992 vond ik een interview met Phil en daar citeer en parafraseer ik het volgende uit:
Cinemien werd door haar en anderen opgericht omdat en nauwelijks films met vrouwenthema’s en lesbische thema’s te zien waren. Zij wilden een tegenwicht bieden tegen het aanbod van rolbevestigende films en al spoedig werden ze groot en kregen subsidie om films aan te kopen. In 1992 hebben ze al 500 titels in huis waaronder veel klassieken. In de jaren negentig voeren zij een belangrijke beleidswijziging door: er worden niet alleen films aangeschaft die door vrouwen gemaakt zijn, maar Cinemien wil distributeur zijn van kwaliteitsfilms die van maatschappelijk engagement getuigen. Daarnaast houdt Phil zich bezig met een stichting die documentaires produceert en zij wil lesbische projecten ontwikkelen. Phil vindt dat er ook meer aandacht besteed moet worden aan erotiek binnen de film: ‘Er zijn zo weinig films waarin erotiek op een open, eerlijke en speelse manier behandeld wordt. De vrouwenfilm gaat zo truttig met seksualiteit om. Het wordt kennelijk nooit al normaal gezien. Dat zou toch kunnen veranderen. Seksualiteit moet gewoon meer gezien worden als iets leuks. Iets waar je mee kunt spelen, niet ernstig, niet zwaar. Misschien iets voor jongere generatie lesbiennes. Ik ben benieuwd.’

We zijn nu twintig jaar verder in de tijd en Phil heeft haar bedrijf samen met anderen onmisbaar gemaakt in de nationale en internationale filmwereld. Deze week viert het Amsterdams Vrouwenhuis (inmiddels omgedoopt tot Akantes) haar veertigjarig bestaan. Een aantal feministes van het eerste uur gaat er heen. Phil van der Linden als kraakster van het eerste uur zal er niet bij zijn, maar we zullen het glas op haar heffen. Op haar strijdbaarheid, haar grote maatschappelijke betrokkenheid en op haar onschatbare waarde voor het feminisme en de filmwereld.

In memoriam: Frida Balk-Smit Duyzentkunst & Christiane Hardy

Eerder gepubliceerd op 17-2-2013 op de blogsite van ATRIA – Kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis door Ineke van Mourik (bibliothecaris).

Deze week zijn er twee dierbaren overleden, twee vrouwen die een belangrijke rol speelden in het openbare leven vanaf de jaren zeventig tot nu, 2013, het jaar van hun overlijden. Hun leven kan worden samengevat in het mooie citaat van Vasalis dat de rouwadvertentie van Frida Balk sierde: ‘Het werd, het was, het is gedaan’
Twee crematies in een week van twee vrouwen die een generatie verschilden: Frida Balk werd geboren in Amsterdam in 1929 en Christiane Hardy in 1950 in Heerlen.

 

Frida Balk-Smit Duyzentkunst
Frida werd voor de oorlog geboren in het gezin van een meubelmaker en ontworstelde zich aan haar buurt en afkomst, ging Nederlands studeren en werd in 1970 hoogleraar. Enkele citaten uit een interview in Opzij:

‘De buurt vond mij gek; het hoorde niet, een meisje van de Olympiakade naar het lyceum. Ze vonden dat ik een goede huisvrouw moest worden. Dat is het enige waar ik altijd last van ben blijven houden, dat ik geen goede huisvrouw zou zijn. Dat ben ik ook niet.’
Mijn ouders begrepen dat ik gek was op taal, maar niet dat ik de wetenschappelijke kant ervan interessant vond. Mijn moeder vond dat wetenschap niet bij mijn milieu paste. Ze had liever gezien dat ik kinderliedjes of cabaretteksten was gaan schrijven. Iets dat zij begreep. Mijn hoogleraarschap betekende een verwijdering tussen haar en mij. Dat is mijn redding geweest, want die moederbinding was te sterk en zat mij in de weg.’

images-7

Frida trouwde kreeg kinderen en op de rouwbijeenkomst spraken haar man, schoonzus, de oud directeur van het IVN (Internationale Vereniging voor Neerlandistiek) en haar kinderen. Op de rouwbijeenkomst waren ook een aantal feministes die in de jaren zeventig bij haar colleges hadden gevolgd en hoewel zij niet een van de feministische activisten was, werden haar colleges geroemd om de speelsheid die zij als taalkundige aan de dag legde. Zij schuurde als vrouwelijke hoogleraar langs de randen van het feminisme met haar analyses van het werk van Vasalis en Fritzi Harmsen van Beek en hoewel menig studente zich in haar verliefde bleef zij de beminnelijke maar toch afstandelijke geleerde die haar prive-leven strikt gescheiden hield van haar professionele leven.

Hoe anders was het leven van Christiane.

Christiane Hardy
Christiane was ook typisch een kind van haar tijd. Zij leidde een leven waarin het persoonlijke en politieke een innige verbintenis waren aangegaan en was lang redacteur bij een van de meest links progressieve uitgeverijen, uitgeverij Van Gennep te Amsterdam. Zij verbleef veel in het buitenland en was een activiste pur sang. Zo trouwde zij ooit met een man uit het oostblok om die op legale wijze naar Nederland te krijgen. Als lesbo gebruikte zij het huwelijk om iets voor elkaar te krijgen dat zij als onrecht ervoer. En zij bracht Oost-Europese auteurs die hier onbekend waren onder de aandacht. Die bevlogenheid kwam tijdens de rouwbijeenkomst voortdurend aan de orde. Er werd gesproken door haar broer, haar zus, door Ed van Tijn die zijn laatste boek met haar als redacteur had voltooid, haar ex-geliefde, en haar hartsvriendin Karin Spaink. Toen bekend werd dat Christiane ongeneeslijk ziek was, stelde Karin voor om te trouwen. Beiden waren altijd tegendraads en tegen het huwelijk, maar nu zagen zij het als een bezegeling van hun vriendschap en meer. In een column in het Parool beschreef Karin op indrukwekkende wijze waarom zij deze stap namen. Een citaat:

 

‘Begin juli belde ze met belazerd nieuws. Ze had kanker, ongeneeslijk en onbehandelbaar, nog van het snelle soort ook. Binnen een kwartier was ik bij haar. We huilden uit, maakten lijstjes van wat ze nog wilde doen, wie er gebeld moesten worden en wat ze moest regelen.

images-6

Anderhalve dag later besloten we te trouwen. Deels omdat Chris vreselijk graag wilde dat er de komende maanden iemand naast haar zou staan die nooit meer weg ging, deels omdat echtgenoten wettelijk nu eenmaal meer mogen dan hartsvriendinnen, meer dan broers en zussen. En deels trouwden we omdat we het slechte nieuws zo in een groots afscheidsfeest konden verpakken, en haar vrienden de gelegenheid konden bieden haar nog eenmaal in optima forma te zien. En we trouwden omdat dames onderling dat tegenwoordig eindelijk mochten, en wij nu mooi gebruik konden maken van dat recht.
We noemden het ‘tegendraads trouwen.
Half augustus, op de warmste dag van de eeuw, kwamen honderdvijftig vrienden bijeen in de Tolhuistuin. Haar broer gaf haar weg aan mij, haar zus was onze getuige. Het werd een wonderschoon, ontroerend feest.’

Een paar weken geleden was ik op vrijdagmiddag om 17.00 uur in Saarein, een café in Amsterdam, waar Christiane elke week, voor zover zij kon, recipieerde. Iedereen die haar en andere vrienden en vriendinnen wilde spreken kon langskomen en die vrijdagen groeiden uit tot iets bijzonders.
Want iedereen die geen gezin heeft en op een andere dan een traditionele manier leeft, moet zelf of met haar vriendinnen en vrienden nieuwe vormen van zorg voor leven en sterven scheppen. En dat gebeurt. Er was verdriet, maar er was ook een kracht en vreugde die Christiane’s sterven tot meer maakte dan alleen dit verdriet.

Twee levens met verschillende achtergronden en levensstijlen, geboren respectievelijk in 1929 en 1950, gestorven in hetzelfde jaar.

‘Het werd, het was, het is gedaan.’

Zie ook: http://www.spaink.net/2013/02/13/the-lush-and-the-widow/