De schaamteloze erotiek van Violette Leduc

Een romanschrijver is vrij om haar of zijn fantasie de vrije loop te laten en dat begint al met de namen van belangrijke personages in het verhaal. Heten twee vrouwen die elkaar gaan beminnen Zwanet Vrauwdeunt en Corinne Suwijn dan raak je niet meteen in de juiste stemming en begint er al iets te schuren. Als dan ook nog de de man van Zwanet door het sleutelgat de vrouwen bespioneert en zich bij monde van de schrijver honderden pagina’s lang te buiten gaat aan beschrijvingen van de erotische verhouding, dan krijg ik niet meteen zin om mij onder te dompelen in deze mannelijke fantasiewereld. Ik heb het hier over het nieuwe boek van A.F. Th. Van der Heijden, Stemvorken, dat deze maand is verschenen. 

Ik moest onmiddellijk denken aan een van mijn favoriete boeken over de lesbische liefde: Thérèse en Isabelle van Violette Leduc dat in 1966 verscheen bij uitgeverij Gallimard in Parijs en in 1985 in vertaling uitkwam bij de feministische Uitgeverij Sara te Amsterdam. De Franse uitgave kwam in het zogenaamd vrijmoedige Frankrijk met veel moeite tot stand en ik schreef bij de Nederlandse uitgave van Thérèse en Isabelle een inleiding die ik hierbij apart publiceer. Het boek zelf telt minder dan 100 pagina’s en is wellicht een goed alternatief voor de dikke pil van Van der Heijden. Waar van der Heijden zich lijkt over te geven aan de vraatzucht à La Grande Bouffe gaat mijn voorkeur uit naar een meer zinnenstrelend culinair genot, een ‘verborgen evenwicht tussen fysiek en emotionele beschrijvingen’, en lijkt me daarom smaakvoller. Lezen dus. 

Daniel van Mourik,

Amsterdam, 13 juni 2021 

PS. In 2013 verschijnt er een biografische film, Violette, over Violette Leduc en wordt ook Thérèse et Isabelle herdrukt door Gallimard. Zie mijn blog hierover: Violette: https://theflyingcamel.nl/tag/therese-en-isabelle/ 

Recycling: Inleiding bij het boek Thérèse en Isabelle van Violette Leduc

SCHRIJVEN OP DE KROMMING VAN DE REGENBOOG (1985)

Het is zeker dat de beroemde Franse uitgever Gaston Gallimard één keer in zijn loopbaan een slapeloze nacht heeft gehad. Dat was na het lezen van Ravages van Violette Leduc. Gallimard had reeds twee boeken van haar gepubliceerd (L’Asphyxie, 1946 en L’Affamée, 1948), maar dit boek achtte hij niet publikabel: ‘Mijn uitgevershuis is solide, mijn fortuin gemaakt, mijn auteurs zijn betrouwbaar. Ik heb Montherlant, Camus, Malraux, Gide en Valéry. Ik heb Sartre. En vrouwen? Daar heb ik een bataljon van: zachte, tedere, dromerige, pikante, schrijnende. Zelfs erotische. Maar allen weten zich te gedragen en zijn goed opgevoed. Maar Violette Leduc? Als ik die ravageuse in mijn stal laat, dan krijg ik vaders en moeders tegen mij, de ouders van leerlingen, de helft van het land. Men zal het haar niet vergeven dat zij een vrouw is en over mannen en de liefde spreekt zoals tot nu toe alleen mannen over vrouwen hebben gesproken.’De volgende dag laat Gallimard het manuscript lezen aan Raymond Queneau en Jacques Lemar- chand. Die vinden het boek goed, mits er een aantal pagina’s uit wordt verwijderd (‘II y a 200 pages damnées’).

Na vergeefse pogingen van Violette Leduc en Simone de Beauvoir om het oorspronkelijke manuscript te redden, verdwijnen drie liefdesnachten tussen twee jonge meisjes en een twintigtal episodes. Het geamputeerde boek Ravages verschijnt in 1955. In het land waar de censuur reeds jaren met succes was bevochten en de boeken van Genet en Céline de salontafeltjes sierden, bleek dat die censuur nog wel degelijk bestond. De ‘mannelijke’ openhartigheid van Violette Leduc werd haar door de heren niet in dank afgenomen en hun seksistische censuur verminkt Ravages. Later, in La chasse à l’amour, het derde deel van Leduc’s autobiografie dat postuum in 1973 verschijnt, beschrijft zij haar reactie op de wrede ingreep: ‘Ze hebben het begin van Ravages geweigerd. Het is moord. Zij willen de oprechtheid van Thérèse en Isabelle niet. Ze zijn bang voor de censuur. Waar woont de censuur? Wat zijn zijn grilligheden? Ik kan hem niet plaatsen. De censuur? Het is de ongevoeligheid van Parijs. […] De censuur heeft mijn huis met één vinger neergehaald. Als ik mezelf aan zijn voeten zou kunnen werpen, zou ik het doen. Ik zou mezelf verklaren. Ik zou hem zeggen dat het begin van Ravages niet smerig is. Het is echt. Het zal alleen degene bevuilen die bevuild wil worden. Het gaat over liefde, de ontdekking ervan. Thérèse en Isabelle zijn helemaal nieuw. Op een kostschool beminnen zij elkaar gedurende drie dagen en drie nachten. Zij zien geen kwaad. Kan de censuur het zien waar het niet bestaat? Thérèse en Isabelle zijn te authentiek om slecht te zijn. Er bestaan geen ondeugden. Er bestaan zieke mensen die moeten worden genezen. Seks is hun verblindende zon. Zij strelen elkaar. Het is hun religie. Hun hel is de tijd. Hun tijd is beperkt. Zij zijn geen verdoemde vrouwen. Zij zijn geprivilegieerden. Zij wisselen uit wat ze hebben gevonden. Zij ontdekken de wereld tussen hun benen. Ik beschreef de onstuimigheid, het vuur, de grandioze onbezonnenheid van Isabelle; de geëxalteerde gehoorzaamheid van Thérèse… Mijn inkt: plasma; mijn pen: een navelstreng. Mijn tekst: een pasgeborene. De censuur heeft alles dood gemaakt.’

De tweehonderd pagina’s, die door het ingrijpen van Gallimard zijn verdwenen, duiken later weer op. In 1964 verschijnt La Batârde  met in het derde hoofdstuk een gedeelte van de erotische avonturen van Thérèse en Isabelle. (1) En in 1965 besluit Gallimard tot een aparte uitgave van Thérèse en Isabelle omdat de uitgever Pauvert dreigde het werkje te gaan uitgeven. Le Taxi, dat pas in 1972 verschijnt, behoorde oorspronkelijk ook tot het gecensureerde deel van Ravages. Misschien was het beter geweest als Gallimard in 1965 (beter laat dan nooit) Ravages alsnog in de originele versie had gepubliceerd. Wie nu een volledig en ongecensureerd beeld van Ravages wil krijgen, moet er drie boeken bijlezen.

Eén integrale uitgave zou ook een tegemoetkoming aan de wensen van Leduc zijn geweest. In interviews naar aanleiding van de publikatie van Thérèse en Isabelle reageerde Violette Leduc aldus: ‘Ik ben verrukt dat Thérèse en Isabelle nu is gepubliceerd, maar ik blijf me verscheurd voelen. Die honderdvijftig pagina’s zijn niet verschenen zoals ik ze heb geschreven aan het begin van Ravages. In de roman zie je Thérèse volwassen worden met haar adolescenten verleden dat zwaar op haar schouders ligt.’Maar Leduc’s verscheurdheid heeft ook met iets anders te maken: ‘Het is een erotisch boekje. En voor mij is erotiek sacraal. En wat sacraal is, stel je niet tentoon. Ik ben bang dat het boekje  – die honderdvijftig pagina’s die zijn losgerukt uit de context van Ravages –  zal worden beschouwd als een daad van exhibitionisme. Ik wil dat vrouwen die schrijven een sprong voorwaarts maken net zoals mannen en vrijuit spreken over erotiek. Ik wil niet dat wat ik schrijf onopgemerkt blijft, maar ik houd niet van schandalen. In gesprekken, bij voorbeeld, heb ik een hekel aan spreken over lijfelijke zaken. Ik heb Thérèse en Isabelle geschreven met mijn bloed, ik heb het diepste uit mezelf gehaald. Ik heb uren met mijn ogen dicht gezeten om mij al die ervaringen van vijfentwintig jaar geleden te herinneren. Ik ben gestrand. Daarom is er soms een overdaad aan beelden, aan vergelijkingen. Zo kon ik er uitkomen. Maar er blijft een oprechtheid die zeker niet aan de aandacht van de lezer zal ontsnappen.’

Voor die oprechtheid heeft Leduc haar leven lang moeten vechten. Na de censuur affaire met Gallimard in 1955 kwam pas in 1964 haar grote doorbraak met het verschijnen van La Batârde dat een voorwoord meekreeg van Simone de Beauvoir. In enkele maanden tijd werden er 125.000 exemplaren van verkocht en haar naam kwam bovenaan de lijst van gegadigden voor de Prix Fémina of de Prix Goncourt. Al voordat de eventuele prijs werd toegekend, verdeelde het literaire establishment zich in twee kampen. La Batârde werd geprezen om de literaire kwaliteit en openhartigheid en de grond ingestampt door conservatieve critici die het een schandalig, immoreel, pervers, obsceen, pornografisch en verbaal schaamteloos boek vonden. Vooral door deze laatste betitelingen steeg de verkoop van La Batârde nog meer, dit tot misnoegen van de tegenstanders die geen prijs wilden toekennen aan een boek dat de gezinsmoraal ondermijnt. Immers een boek dat een prijs krijgt, zou in goed vertrouwen door eerzame burgers worden gekocht, zo redeneerden de bewakers van de moraal die zitting hadden in de diverse jury’s.

Gallimard heeft, naar mijn mening, door zich in 1955 niet vierkant achter zijn auteur op te stellen en door op de stoel van de censor te gaan zitten, de grond rijp gemaakt waarop in 1964 de aloude discussie over moraal ondermijnend geschrijf weer opnieuw kon oplaaien.(2) Uiteindelijk hebben de jury’s zich uit deze affaire uiterst slim, maar ook uiterst hypocriet gered door een verklaring waarin werd gezegd dat de prijzen alleen aan fictie werden toegekend en dat Leduc’s werk, vanwege het autobiografische karakter, daarom buiten de prijzen viel. Violette Leduc, die als schrijfster al twintig jaar in de anonimiteit had geleefd, heeft deze afwijzing als een grote onrechtvaardigheid ervaren. Het seksisme in deze onrechtvaardige behandeling is doorde slimme manoeuvres van de juryleden verhuld gebleven, maar kwam bij voorbeeld wel tot uiting in een vraag van een interviewer aan Leduc naar aanleiding van de afwijzing. Een vraag die hij in 1964 nooit aan een man had kunnen stellen: ‘Of zij vanwege de scabreuze passages niet vreesde iets verkeerds te hebben gedaan?’ Volmondig antwoordt zij: ‘Integendeel, ik betreur niets. Wanneer je in koud water duikt, is dat verschrikkelijk, het is onaangenaam. Maar daarna, wat een welbehagen! Het bloed stroomt, men voelt zich gezond. Als de lezers van de scabreuze passages een koude douche hebben gekregen dan ben ik ervan overtuigd dat zij het vervolgens warm krijgen, zich gezond zullen voelen, want een tekst die openhartig en eerlijk is geschreven, kan niet onfatsoenlijk zijn. Die tekst bevrijdt.’

Het schrijven van Violette Leduc zou je inderdaad ‘onvrouwelijk’ kunnen noemen. Zij behaagt niet. Integendeel, zij heeft wat Simone de Beauvoir in De tweede sexe noemt: ‘de moed om te mishagen’. En hoe kun je als vrouw nog meer mishagen dan door het vrouwelijke zwijgen over erotiek op te heffen? Leduc is een van de eerste schrijfsters die zó onverbloemd over lesbische en heteroseksuele ervaringen spreekt. Zij denkt niet aan de lezer, zij denkt alleen aan zichzelf. En zij is inderdaad schaamteloos. Een verademing na eeuwen opgelegde vrouwelijke schaamte. La Reine des Ratées (De Koningin der Mislukten), zoals Leduc zichzelf voor het succes van La Batârde noemde, is er mijns inziens meer dan andere schrijfsters in en voor haar tijd in geslaagd haar schaamteloosheid (en niet alleen op erotisch gebied) literair vorm te geven. Daar heeft zij met ijzeren discipline jaren aan gewerkt. Een voorbeeld van haar, eveneens schaamteloze, werkwijze wil ik u niet onthouden. 

In La folie en tête (1970), het autobiografische vervolg op La Batârde, beschrijft zij hoe zij zich haar eerste erotische ervaringen op kostschool precies probeerde te herinneren: ‘Ik schreef, ik schreef, terwijl zij (Thérèse en Isabelle) dicteerden. Ik schreef met één hand, terwijl met de andere… ik mijzelf beroerde om te voelen hoe het was hen te beminnen, hen te vinden, hen te vertalen, er zeker van te zijn dat ik hen niet zou verraden. Bedwelming die door mijn benen trok. Ik waarschuwde hen. Het is altijd dezelfde eentonige circulaire beweging. Ik gooide mijn pen neer op mijn schrift. Deze voortdurende beweging vraagt alles van je. Een arm lag vrij op tafel, mijn hoofd viel op mijn arm. Ik sprak met hen. Mijn hel verdwijnt, Isabelle, terwijl de lucht zich opent. Ik wil een uitbarsting van kiezelstenen zijn die zich richt naar de sterren. Thérèse, mijn gevangenis is duizelingwekkend met de beweging. Hoe kan ik het ooit in een andere taal overzetten, een golf overspoelt mij, het genot sluipt rond. Kom terug, Isabelle; ah, je bent teruggekomen. Je lange haar in mijn armen, tussen mijn knieën, tussen mijn benen, ik heb je weer gevonden. Vaarwel gevangenschap. Grote spanning, ik ben te sterk geladen. Alles is snelheid en verbinding.’ Dit noteerde Violette Leduc op middelbare leeftijd, in 1970, toen zij schreef over een episode in 1945 waarin zij bezig was te schrijven over haar leven in 1922. De verschillende tijdniveaus vervlechten zich zo met elkaar dat er geen onderscheid blijft tussen Leduc’s leven en het schrijven over dat leven.

Maar alleen Leduc’s schaamteloosheid en deze vervlechting maken haar niet tot een groot schrijfster. Margaret Crosland wijst op een ander aspect.(3) Zij zegt dat alleen een vrouw Thérèse en Isabelle kan hebben geschreven. Voor een man zou het moeilijk zijn geweest het evenwicht te bewaren tussen de fysieke en emotionele beschrijvingen. Vooral dit verborgen evenwicht en Leduc’s zeer eigen stijl maakt Thérèse en Isabelle tot een werk van literaire waarde.

Het is nu 1985 en als er niet snel iets gebeurt, verdwijnt Leduc weer uit de literatuurgeschiedenis, mede door toedoen van de uitgever Gallimard die nu nog maar enkele boeken van haar in druk heeft en niets doet om zijn auteur in de belangstelling te houden. Omdat Violette Leduc ook literair een buitenechtelijk kind was, kan zij gemakkelijk uit het zicht verdwijnen. Zij hoorde niet bij de existentialisten, ondanks dat zij in Les Temps Modernes publiceerde, niet bij de politiek geëngageerde intellectuele schrijvers van na de Tweede Wereldoorlog, niet bij de experimentelen van de Nouveau Roman, en zelfs niet bij outcasts als Genet of de Poètes Maudits. Zij hoorde echter ook niet bij de lesbische incrowd van Parijs en bezocht niet de salons van Nathalie Barney. Later, met de opkomst van het feminisme aan het einde van de jaren zestig, werd Leduc’s werk óf volgens rigide feministische normen beoordeeld (bij voorbeeld door Germaine Greer en Kate Millett) óf vrijwel genegeerd. In feministische literatuuroverzichten of kritieken kom je zelden Leduc’s naam tegen.(4) Boekhandelaars in Parijs komen steevast met boeken van de architect Violet-Le-Duc aandragen als je naar haar werk vraagt en de lesbische vrouwen in het vrouwenhuis van Parijs weten niet eens dat Violette Leduc jarenlang om de hoek, in de rue Paul-Bert, heeft gewoond.

Hoe kan een schrijfster die door critici is vergeleken met Renard, Zola, Miller, Rousseau, Céline, Beckett, Genet, zo snel verdwijnen? Isabelle de Courtivron die recent, vanuit een feministisch perspectief, de eerste uitgebreide studie over het werk van Leduc heeft gepubliceerd, zegt hierover het volgende: ‘De vergelijkingen met andere schrijvers zijn een uiting van onmacht om Leduc’s werk een plaats te geven in de literaire traditie. Zij bieden geen serieuze benadering van haar werk. Het werk van een vrouw die op een dergelijke wijze schrijft, behoort tot het donkerste continent van de literatuur en dient een eigen plaats te krijgen.’Een plaats die volgens De Courtivron nog het meeste lijkt op die van de surrealisten en de Poètes Maudits. De Courtivron wil met haar studie Violette Leduc uit het isolement halen waarin onder anderen ook feministen haar hebben geplaatst.(5) Ik denk dat dat laatste komt doordat het feminisme overwegend een middle-class beweging is en velen Leduc te grof vinden, te vulgair, te proletarisch of te openhartig over seksualiteit. Maar waarschijnlijk is de allerbelangrijkste reden het feit dat Violette Leduc geen vrouw is met een sympathiek karakter. Eerder is het een onmogelijk mens met de vreselijkste ‘vrouwelijke’ karaktertrekken, waarin de lezeres dan ook nog een diepe blik wordt gegund. Leduc wordt verteerd door haar obsessies. Een voorbeeld daarvan gaf zij in een interview: ‘Ik heb een te zwak zenuwstelsel. Als ik een verhouding met iemand heb, dan is diegene alles. Ik ben voortdurend onrustig. Gaat het goed met je, heb je iets nodig, wat zie je, wat kan ik voor je doen, waaraan denk je, ben je een beetje gelukkig, wil je dit, wil je dat? Ik houd niet op, ik draai om die persoon heen, ik kan diegene niet met rust laten. Dag en nacht, zonder ophouden, stel ik dezelfde vragen. Ik weet goed dat dat voor de ander een hel is, dat het niet is vol te houden, maar ik kan er niet mee ophouden.’ 

Leduc’s oeuvre is als een zaal vol spiegels waarin het beeld van Violette, de obsessionele hoofdpersoon van bijna al haar boeken, duizendvoudig op je afstormt. Leduc is volgens mij het slachtoffer geworden van de tirannie van de behoefte aan positieve identificatie die in feministische kringen heerste/heerst en die bepaalde/bepaalt of een werk van waarde (al dan niet literair) wordt geacht. Het onmogelijke karakter van Violette Leduc, dat voor feministen in veel gevallen de aanleiding is tot het negeren of verkeerd beoordelen van haar boeken, leidde bij Maurice Sachs, haar eerste inspirator, tot primitieve vrouwenhaat: ‘De drie maanden die ik in gezelschap van deze op mij zo zeer verliefde vrouw doorbracht, versterkten mij in mijn visie op vrouwen: zij zijn lafhartig van geest, van een keihard materialisme en hebzuchtig van nature. Voor mijn part mogen ze voor mij dan het “echte” leven vertegenwoordigen, maar zij hebben niets van een beetje hogere vorm van leven, afgezien van de momenten dat zij je een beetje plezier bezorgen.’

Het is Simone de Beauvoir geweest die, als eerste, door het onmogelijke karakter heen, Leduc’s grote talent heeft gezien en haar haar hele leven is blijven steunen. Leduc was hevig verliefd op De Beauvoir, maar deze relatie liep niet uit op een ravage zoals Leduc’s andere relaties. Simone de Beauvoir heeft altijd geweten hoe zij op een gepaste afstand van Leduc moest blijven. Hun contact en hun liefde liepen via de literatuur. Dat Leduc ondanks alles is blijven schrijven, niet heeft gezwegen, is te danken aan de voortdurende stimulans van De Beauvoir. De zware taak die Violette Leduc zichzelf stelde, heeft zij verwoord in La folie en tête: ‘Schrijven of zwijgen? Het onmogelijke woord schrijven op de kromming van de regenboog.’

De zoektocht naar het onmogelijke was de kern van Violette Leduc’s leven en werk. Werk dat een plaats dient te krijgen in de vrouwelijke literaire traditie.

Noten

1) Eerder verschenen in een bibliofiele uitgave. In eigen beheer uitgebracht door Jaques Guérin, een vriend van Violette Leduc. (zie La folie en tête)

2) In 1903 werd door de conservatieven in de jury van de Prix Goncourt, in verband met Leautaud’s Le Petit Ami, al gesproken over immoraliteit.

3) Margaret Crosland, Women of Iron and Velvet. Constable and Company Ltd, Londen 1976. pp 201-211.

4) Margaret Crosland zie noot vorige bladzijde.

Jane Rule, Lesbian Images. Pocket Books, New York, 1976. PP 144-I53.

5) Isabelle de Courtivron, Violette Leduc. Twayne Publishers. Boston, 1985

Ineke van Mourik

Amsterdam 1985

Violette Leduc, Thérèse en Isabelle. Feministische Uitgeverij Sara, Amsterdam 1985. Eerder verschenen bij Bruna & Zn, Utrecht 1969. De oorspronkelijke uitgave verscheen in 1966 bij Gallimard, Parijs. Uit het Frans vertaald door Eveline H. Klaver 1969.

Nashville Verklaring: een gevaarlijk manifest

Nashville was voor mij altijd de stad en de plek die ik associeerde met de super heteroster Dolly Parton met haar onvergetelijke muziek, hoog kapsel en royale boezem en de potteuze K.D. Lang die de country-muziekwereld op stelten zette door met kortgeknipt haar en stevige laarzen onder haar countrystyle-rok over het podium van de Grand Ol Opry te banjeren. 

nashville statement

Maar nu is er een nieuwe, minder fijne associatie bijgekomen: The Nashville Statement. Het een verklaring die in 2017 in Nashville is opgesteld door evangelische christenen en die in Nederland recent is vertaald en is ondertekend door 250 personen (meest dominees) en ook door Kees van der Staay, lijsttrekker van de SGP en lid van de Tweede Kamer. 

De commotie die deze week over deze verklaring is losgebarsten wordt door bijbelgetrouwe christenen naar alle waarschijnlijkheid gezien als bewijs voor alles wat zij beweren in hun verklaring. Er wordt gesproken over de ‘homolobby’ (hier gaat al een belletje rinkelen) die ons allen in het verderf zou storten. In onze wereld van vrije meningsuiting mag ieder zeggen wat zij of hij wil, dus waarom zouden de bijbelgetrouwe christenen dat niet mogen? Dat mag maar dan moeten de opstellers van die verklaring niet verbaasd zijn als ze van alle kanten op hun falie krijgen. Zij krijgen niet alleen op hun falie van vele medechristenen maar ook van andersoortige gelovigen en seculieren (zij die geloven dat zij niet geloven). Vanuit een menselijk oogpunt is de verklaring een voorbeeld van uitsluiting en het veroordelen van een deel van de mensheid. Binnen de eigen christelijke gelederen waar door de jaren heen langzamerhand begrip en discussie is ontstaan over homoseksualiteit, transgender, feminisme en gender, wordt nu de klok teruggedraaid met alle rampzalige gevolgen van dien. De groep die de verklaring omarmt mag dan marginaal zijn zoals Margriet van der Linden opmerkt in een interview, zij merkt daarbij meteen op, en zij spreekt uit ervaring, dat de impact van deze verklaring op het leven van een mens, zeker van een kind in die kringen, enorm is en in de meeste gevallen verwoestend. 

Terug naar de tekst van de verklaring. In het voorwoord wordt geconstateerd dat we in een historische overgangssituatie zitten. De westerse cultuur is postchristelijk geworden en is bezig om op ingrijpende wijze een nieuwe invulling te geven aan wat het betekent mens te zijn. Ja, dat is een rake constatering maar dan komt het: ‘Over het geheel genomen ziet de geest van onze eeuw niet langer de schoonheid van Gods bedoeling met het mensenleven en verblijdt zij zich daar ook niet meer in.’ Het is nu juist opmerkelijk dat de geest van onze eeuw juist meer schoonheden is gaan zien dan voorheen. Persoonlijk ben ik als feministe en lesbo meer vreugde en schoonheid gaan zien in het leven en verblijd ik me dat ik geboren ben in deze opwindende historische overgangstijd. ‘Menigeen ontkent dat God mensen heeft geschapen tot Zijn eer en dat Zijn goede  doeleinden voor ons ook betrekking hebben op ons persoonlijke en lichamelijke ontwerp als mannelijke en vrouwelijk.’ Het menselijk zelfverstaan als mannelijk en vrouwelijk zou geen deel meer vormen van Gods mooie plan, maar is een uiting van iemands eigen autonome voorkeur. Met dat laatste lijkt me niets mis, maar dan komt het: ‘Op deze wijze wordt de weg tot volle en blijvende vreugde middels Gods goede ontwerp voor zijn schepselen vervangen door het pad van kortzichtige alternatieven die vroeg of laat het menselijke leven ruïneren en God onteren.’

father i am a lesbian

Laten we het concreet houden: ik zou dus met mijn levenswijze (en daar hoort ook mijn feminisme bij) Gods ontwerp bezoedelen en bovendien het menselijk leven ruïneren. Dat is een uiterst kwalijke beschuldiging die zich bovendien beroept op een God die de mijne niet is. Mijn God heeft de mens geschapen in al zijn variaties en kleuren, een mens altijd in beweging. De bekrompenheid om je te beroepen op een bijbels Godsbeeld dat al lang uitbreiding heeft gekregen van andere Godsbeelden is in mijn ogen gedateerd. Het even verderop in de verklaring nog eens benadrukken dat in deze verklaring getuigenis wordt gegeven voor het ware verhaal, is van een ongehoorde arrogantie. Kortom alle verhalen van andere geloofstradities of andere interpretaties van christelijke verhalen zijn niet-waar. 

Na het voorwoord volgende de verschillende Artikelen die voorspelbaar voortvloeien uit het voorwoord: o.a. het huwelijk als alleen een levenslange verbondsrelatie tussen éen man en éen vrouw, geen seks buiten het huwelijk, man en vrouw zijn verschillend maar als personen gelijkwaardig, seksuele gelijkgeslachtelijke aantrekkingskracht is geen onderdeel van Gods oorspronkelijke schepping, homoseksuelen kunnen een vruchtbaar leven leiden mits rein (dus afzien van seksualiteit), het is zondig om homoseksuele onreinheid of transgenderisme goed te keuren, de genade van God in Christus geeft zowel vergeving en kracht om zondige verlangens te doden. 

Het lijkt of de historische overgangssituatie met al zijn nieuwe bevindingen op religieus (o.a. nieuwe interpretaties van Bijbelpassages), natuurwetenschappelijk en sociaal wetenschappelijk gebied (o.a. over het verschil tussen sekse en gender) geheel zijn voorbijgegaan aan de evangelische christenen in de USA en hun christelijke sympathisanten in de diverse landen. Dat zouden we makkelijk kunnen afdoen door hen af te schilderen als een stel malloten, maar dat is te makkelijk. Als er ook maar éen christelijke LGBTQ-persoon hierdoor in de moeilijkheden komt en haar of zijn leven wordt geruïneerd, is dat de grootste zonde die een mens kan begaan. Daarom alleen al zou je de verklaring moeten afwijzen. Juist omdat zo’n verklaring/statement/declaration in steen gebeitelde uitspraken bevat.

Kees van der Staay beweert dat de Verklaring geen anti-homo manifest is. In het nawoord van de Verklaring lezen we: ‘Zij die bij zichzelf een homoseksuele gerichtheid herkennen of worstelen met hun geslachtelijkheid, mogen weten in de christelijke gemeente een volwaardige plaats te hebben.’  De zonde (zijn wij niet allen zondaars?) kan door zelfverloochening (onthouding) en Gods genade worden overwonnen. Onze identiteit ligt niet in onze seksualiteit maar in onze verhouding tot Christus. Kees van der Staay en alle anderen die achter de Nashville verklaring staan laveren handig tussen schijnmededogen (een volwaardige plaats), zalvend erbarmen (alsof homo’s een enge ziekte hebben) en de ontering van God door zonde en verderf. Maar als je verder in de wereld rondkijkt dan zie je dat deze verklaring wel degelijk tot anti-homo beleid en discriminerende praktijken en geweld kunnen leiden. In 2013 publiceerde Amnesty International een rapport over de verontrustende opmars van homofobie in 37 van de 54 Afrikaanse landen. Dat komt mede door de groeiende invloed van evangelische christenen en de pinksterbewegingen. Jaarlijks gaan er duizenden gesponsorde Amerikaanse zendelingen naar Afrika om het anti-homo-woord van God te verkondigen en het woord ‘homolobby’ (vanuit het Westen komend) te gebruiken om daarmee ook in te spelen op anti-koloniale tendensen. De anti-homo activiteiten zijn dus al fors gaande en de Verklaring uit 2017 zal alleen maar meer olie op het vuur gooien. 

loesje homo

Ja, iedereen mag zeggen wat hij wil, maar het is naïef te denken dat alles wat je zegt en zeker als je dat in een gezaghebbend stuk schrijft geen desastreuze gevolgen kan hebben zoals in het geval van de Nashville Verklaring. Met deze Verklaring zullen ook andere fundamentalisten die anti-homo, anti-trans en anti-feministisch zijn, op de loop gaan. Het definiëren van je eigen identiteit (in dit geval de christelijke) door het discrimineren van anderen en dit ondersteunen met de bijbel of het evangelie is een krachtig middel. De christenen hebben in dit opzicht een kwalijke historie m.b.t. joden, zwarten en afvalligen (ketters) en die dreigt zich te herhalen maar nu met andere groeperingen. Het is daarom ook zo verbijsterend om de opmerkingen te lezen van de iniatiefnemer van de vertaalde Nashville Verklaring, Piet de Vries (o.a. werkzaam aan de VU te Amsterdam): ‘We moeten een geluid laten horen. Toen de nazi-ideologie zich opdrong, zwegen de kerken. Nu dringt de genderideologie zich op en zwijgen de kerken weer te vaak.’ 

Wel wel, hoe dapper en moedig kun je zijn na de oorlog en wat een foute vergelijking! Mijn God gruwt van het zwijgen tijdens de nazi-jaren, maar zal zeker ook gruwen van wat mijn medemensen wordt aangedaan in naam van de Nashville Verklaring.

DSM-5 De pathologisering van transgenders

Eerder gepubliceerd op 19-6-2011 op de blogsite van Aletta door Ineke van Mourik (bibliothecaris).

images

Sinds 1980 is homoseksualiteit uit de DSM (The Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) verdwenen maar of we blij moeten zijn wat ervoor in de plaats is gekomen is nog maar de vraag.

Manwijven en Mietjes
Ik ken mensen met een vrouwelijk lichaam maar die eruit zien en zich gedragen als een man. Een oud scheldwoord hiervoor is ‘manwijf’. Een mens met een mannelijk lichaam die er wat vrouwelijke maniertjes op nahoudt wordt achter zijn rug vaak een ‘mietje’ genoemd. De manwijven en de mietjes kunnen homo of bi zijn maar evengoed hetero. En als je een rechtgeaarde vrouwelijke vrouw of een mannelijke man ziet is dat geen garantie voor een heteroleven of de bijbehorende rollen. Wat je ziet is vaak niet wat je denkt dat het is. Ik ken ook heteroparen waarin ik bij nadere beschouwing twee lesbo’s kan zien, of waar sprake is van gespiegelde gender: de man is eigenlijk de vrouw, de vrouw de man. Als je met deze bril kijkt, zie je ook dat veel ho-paren eigenlijk hetero zijn. Duizelt het je al? Dat is goed want twijfel (het erkennen van het onvermogen tot het kennen van de waarheid) is de essentie van verdraagzaamheid.*

De oervraag
Als we ons alles zouden herinneren sinds onze geboorte dan zou 99% van de mensheid een eerste herinnering hebben aan de vraag: is het een jongen of een meisje? Het is de oervraag en als die is beantwoord dan weten we hoe we ons moeten kleden, hoe we ons moeten gedragen vooral seksueel, en hoe we ons moeten verhouden tot degenen die tegenover ons staat. Maar als je het leven goed observeert dan zie je dat er veel minder mensen in die twee hokjes passen dan op het eerste oog lijkt. Als je je niet conformeert aan de tot pasklare brokken geplette werkelijkheid dan ontvouwt zich een schouwspel van voortdurende verwondering, van avontuur, en van veelvormigheid. Maar helaas ook een werkelijkheid van verbijstering, van wanhoop, van geweld en lijden.

Levenskunst
Blijkbaar, en dat vind ik intrigerend, is het niet voldoende als de cultuur de openheid of tenminste de mogelijkheid biedt om op creatieve wijze je sekse en gender te beleven. Wij kunnen onze eigen levenskunst beoefenen, het spel met genderrollen is niet langer voorbehouden aan kunstenaars als Bowie, Fabiola, Madonna en vele anderen. We worden in onze cultuur niet meer in het cachot geworpen, gevierendeeld of verbrand, als we rebelleren tegen het keurslijf van de twee seksen. Maar iemand kan zich toch, ondanks een meer verdraagzame en flexibelere cultuur, gevangen voelen in een verkeerd lichaam. Een lichaam dat niet samenvalt met hoe die persoon zich voelt of zich wil ontwikkelen en dat kan groot lijden veroorzaken. Maar om elk lijden meteen een ‘mental disorder’ te noemen, is een regelrecht gevaar voor je geestelijke gezondheid.

images-6

DSM-5 en pathologie
Als er sprake is van lijden dan staan de samenstellers van de gezaghebbende DSM (The Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) te trappelen om na het verdwijnen van homoseksualiteit als ‘mental disorder’, een heel nieuw gebied aan te boren en daarin schuilt het gevaar voor alle transgenders, transseksuelen, en travestieten. Want de definities in de DSM komen tot stand in een historische en politieke context. In de DSM – 5 zal het gaan over twee categorieën die de transgemeenschap betreffen: Gender Dysphoria (voorheen Gender Identity Disorder) en Transvestic Disorder (voorheen Transvestic Fetishism). Het gaat hier om het pathologiseren van gendervarianten die in andere culturen en samenlevingen met name in pre-patriarchale tijden werden geaccepteerd en gewaardeerd. Verschil is geen ziekte.
Want als het over pathologiseren gaat waarom dan niet de volgende categorieën opgenomen: Shopoholic Disorder, Obsessive Penis Size Disorder and Obsessive Beauty Disorder?
In de zee van twijfel is de DSM het nieuwe baken. Het nieuwe ophokken is begonnen dus waakzaamheid geboden. Lees en informeer je en laat je niet kisten door de DSM-fetishisten.

*Guus Kuijer, Draaikonten & haatblaffers. Over de moeizame geboorte van de tolerantiegedachte. Atheneum – Polak & Van Gennep, Amsterdam 2011

Internetbronnen:
http://www.transgendernederland.nl/
http://www.continuum.nl/ Digitaal tijdschrift over gender diversiteit en transgender
http://www.hetjongensuur.nl/
http://www.diagnosingdifference.com/ – documentaire met interviews over de gevolgen van de DSM
www.gidreform.org

Voor al uw transwensen: de Atria bibliotheek