De Piersonstraat: een kraakgeschiedenis

Recent besteedde het tv programma Andere Tijden aandacht aan een grote kraakactie in Nijmegen uit 1981. 

In de zomer van 1980 besluit de Nijmeegse kraakbeweging het op te nemen voor de bewoners van de Piersonstraat, gelegen in de binnenstad van Nijmegen. In deze straat dreigen veertien huisjes te worden gesloopt omdat de gemeente vindt dat er een parkeergarage moet komen. De strijd met de gemeente loopt steeds hoger op en in februari 1981 is er een week van bezetting en wordt het buurtje door de krakers afgesloten met hoge barricades. Ondertussen hebben andere actiegroepen (o.a feministen) in de stad zich aangesloten bij het protest en schaart het merendeel van de bevolking zich ook achter de kraakbeweging. Op maandagochtend vroeg op 23 februari om 5.30 en bij een temperatuur van -5 wordt met buitensporig vertoon van militaire macht: M.E. busjes, tanks en pantserwagens, een helikopter, traangas en militairen de bezetting met veel geweld ongedaan gemaakt.

De parkeergarage is er uiteindelijk niet gekomen. Oude huisjes werden gerenoveerd en er kwam nieuwbouw. 

Recycling

In mijn boek Tropenritme (autobiografische fictie in de vorm van brieven uit 1988) heb ik de bezetting van De Piersonstraat beschreven en wat ik daar ervaren heb. Ik werkte destijds in de Vrouwenboekhandel De Feeks en een week lang namen wij deel aan de geweldloze blokkade.

Fragment uit: Ineke van Mourik Tropenritme (1988)

Brief aan de Oude Tovenaar

[…]

Een hele week had ik, samen met vele anderen, voor de hoog opgeworpen barricaden gezeten die de Piersonstraat afsloten. Op en achter de barricaden bevond zich het radicale deel van de krakers en hun sympathisanten die bereid waren het gevecht met de in groten getale aanwezige M.E. aan te gaan. Voor de barricaden zaten de sympathisanten die geweldloosheid voorstonden. De eerste dagen van de bezetting stonden wij merkwaardigerwijs onder bescherming van de M.E., die een cordon vormde tussen ons en groepjes jongens die ons met stenen en flessen bekogelden. Er waren demonstraties in de stad die eindigden op het plein, vlak bij het door de M.E. afgezette gebied. Voortdurend was de illegale krakersradio in de lucht. Af en toe konden wij door het cordon heen, dan weer waren de straten hermetisch afgesloten. Via aangrenzende huizen, binnenplaatsen en daken waren er geheime toegangswegen.

Er gingen geruchten dat het gebied zou worden ontruimd maar niemand wist precies wanneer. Ik was even naar huis gegaan om te eten en had de radio aanstaan. Ineens kwam het bericht dat het hele gebied rond de Piersonstraat zou worden afgegrendeld en dat waarschijnlijk de volgende ochtend de ontruiming zou volgen. Ik griste mijn zware soldatenjas van de kapstok, stak een fles wijn in mijn binnenzak en holde het huis uit. De straten waren al afgesloten maar ik wist een huis in de buurt dat via het dak toegang verschafte tot de Piersonstraat. Er heerste een zinderende spanning in de bijna verlaten straten. Ik belde aan bij het huis. De deur werd op een kier opengedaan en snel glipte ik naar binnen. Het was doodstil ondanks het grote aantal mensen dat in het trappenhuis stond. Eén voor één werden wij via een laddertje en een schuin dak met vervaarlijk rammelende pannen achter de barricaden gedropt en daar met gejuich ontvangen. Na enkele uren stond ik beneden en liep over het grote middenterrein richting geweldloze blokkade waar mijn feministische vriendinnen zich bevonden. 

Het was winter, koud en avond. Op de vlakte tussen de huizen brandde een groot vuur waaraan een aantal mensen zich stond te warmen en waaromheen druk werd vergaderd. Er werd opgewonden gepraat en de hoog oplaaiende vlammen gaven de gezichten een bezielde gloed. Ik dook dieper in mijn geliefde jas, die mij als een vertrouwd huis omsloot en bleef een tijd staan kijken. Ik voelde mij gelukkig en merkte dat alles in mij wakker was: mijn zintuigen, mijn ledematen en zelfs mijn geest. Ik gloeide, had geen last van koude handen en voeten, tintelde, leed niet onder loomheid en zwaarte, voelde mij energiek, mijn depressies waren verleden tijd. Ik was in mijn element en terwijl ik daar stond, betreurde ik het dat ik niet bij het radicale deel hoorde, niet met helm en stok achter de barricaden lag, niet die hele godvergeten corrupte bende op hun lazerij kon geven, niet een glorieuzere strijd kon leveren dan die van met anderen en bloc geweldloos zitten zijn. Dat laatste hoorde niet bij mij maar was het gedachtengoed van degenen met wie ik werkte en leefde en met wie ik mij als beschaafd mens had geïdentificeerd. 

Daar bij dat vuur identificeerde ik mij echter met de meest strijdbare brutale jongens en dat ene meisje. Zij stond enigszins apart in een driekwart getailleerde leren jas, korte minirok met maillot, rood gestikte cowboylaarzen. Zij droeg een wilde haarbos en schreeuwde af en toe iets naar de jongens. De koude leek haar niet te deren. Ik ging naast haar staan en vroeg haar om een sigaret. Zij kwam uit Amsterdam en trok door het hele land om krakers bijstand te geven bij ontruimingen. Zij was gespecialiseerd in het verdedigen van daken en had met enkele jongens haar intrek genomen in een leegstaande woning die uitkeek op de geweldloze blokkade, de M.E. en het plein. Vanaf het dak dat zij en haar vrienden met beddespiralen hadden afgeschermd tegen aanvallen van buiten, hielden zij de bewegingen van de vijand in de gaten. Angela heette zij, maar iedereen noemde haar Angel (Eenzjel). Ik had haar die week al eerder gezien toen zij vanaf het dak, als een Engel der Wrake, een bombardement van stenen op ons had laten neerkomen, dat gepaard ging met een scheldtirade. Wij schreeuwden terug. Er ontstond paniek totdat iemand naar het dak stormde en haar tot bezinning bracht. Angel was totaal geflipt op speed en te weinig slaap en zag overal de vijand, maar nu had zij ze weer allemaal op een rijtje, zei ze. ‘Dit is leven, waauw. De normale duffe troep daar word ik godskolere slaperig van. Actie, verdomme. Wat een gezeik in dit land, wat een uitgedroogde slapjanussen. Wat een grijze lusteloze impotente zooi. Dit is leven. Iedereen is zo geil als boter en ik fuck me een ongeluk alsof de dood me op de hielen zit. Wat een energie, waauw.’

Zij vroeg mij of het niet saai was uren op straat te zitten, stak haar zoveelste zware sigaret op en riep me, terwijl ik richting blokkade liep, na: ‘Slaap lekker pacifist, maar niet te lang want ze komen morgen en jullie krijgen de eerste klappen.’

Ik ben geen pacifist van nature en enigszins bezwaard begaf ik mij naar de plek waar wij ons inderdaad de volgende ochtend weerloos uiteen lieten slaan. Ondanks het geweldloze aandeel dat ik leverde, toch een teken van een zekere ‘nobele’ volwassenheid, was de hele week van bezetting, spanning, onderlinge solidariteit, vindingrijkheid en rechtvaardigheid, voor mij ook het spel van mijn kinderjaren. Mijn rationele deel bezag het gebeuren ernstig en serieus, maar een ander deel, waarvan ik nu pas weet heb nu ik de week reconstrueer, ervoer het als spel, als niet helemaal echt, maar bijna echt. De herinneringen uit mijn kinderjaren, het vitale, het ontlopen van het gevaar, het wakker zijn, werden door deze bezetting zo geactiveerd dat zij de plaats innamen van de echte situatie die, als ik mij er met veel moeite in verplaatste, alleen maar afschuwelijk was. Elke oorlog is afgrijselijk, maar om dat te voelen, is meer nodig dan deze obligate constatering. Ik realiseer mij dat bijna iedereen meerdere ijzers in het vuur heeft liggen.

Er zijn mensen die vechten omdat zij dat nog nooit hebben gedaan: leren; er zijn mensen die vechten omdat zij laf zijn: moed; er zijn mensen die vechten omdat zij verontwaardigd zijn: rechtvaardigheid; er zijn mensen die vechten omdat zij anders in slaap vallen: levensnoodzaak; er zijn mensen die vechten omdat zij zich vervelen: sensatie; er zijn mensen die vechten omdat zij een kinderspel spelen: kinderachtig; er zijn mensen die vechten omdat zij hun depressies de baas willen blijven: therapie; er zijn mensen die vechten omdat zij willen winnen: macht, heldendom; er zijn mensen die willen vechten omdat zij willen verliezen: slachtofferschap; er zijn mensen die vechten omdat zij autoriteiten willen tarten: reactie; er zijn mensen die willen vechten omdat zij geprikkeld willen worden: lust; er zijn mensen die willen vechten omdat zij tegen alles en iedereen zijn: huurlingen.

[…]

Daniel van Mourik, 9 mei 2021

Lees meer: https://nl.wikipedia.org/wiki/Piersonrellen

Andere Tijden over De Piersonacties: 14 april om 22.20 op NPO2

OORLOG

Recycling:

Oorlog

Inleiding bij het themanummer ‘Oorlog’ Lust & Gratie nummer 45, lente 1995

Ineke van Mourik

De ware soldaat liegt zichzelf voor als hij zegt dat hij de oorlog haat. Hij houdt hartgrondig van de oorlog. Niet omdat hij een bijzonder slecht, bloeddorstig mens is, maar omdat hij van vitaliteit houdt die (hoe paradoxaal het ook mag lijken) de oorlog in zich draagt. […] Je ogen zijn oplettender in de oorlog, je zintuigen wakkerder, je gedachten helderder. Je ziet ieder detail, neemt iedere geur, ieder geluid, iedere smaak waar. En als je hersens hebt, kun je in de oorlog het bestaan bestuderen zoals geen enkele filosoof dat ooit zal kunnen bestuderen: je kunt er de mensen analyseren zoals geen enkele psycholoog hen ooit zal kunnen analyseren, hen begrijpen zoals je hen nooit zult kunnen begrijpen in een tijd en plaats waar vrede heerst. Alsje dan bovendien een jager bent, een kansspeler, vermaak je je in de oorlog zoals je je nooit in het bos of in de toendra of aan de roulettetafel vermaakt hebt of zult vermaken. Want het wrede spel van de oorlog is de jacht der jachten, de uitdaging der uitdagingen, de weddenschap der weddenschappen.

Insjallah

Deze passage is te vinden in de dikke oorlogsroman van Oriana Fallaci, Insjallah over de oorlog in Libanon. Zij verwoordt een wrange waarheid die recht tegenover een ander gevoel staat: dat van een welgemeende afschuw en afgrijzen van oorlog en een hevig verlangen naar vrede. Tussen het liefkozen van je wapen en erover spreken als ware het je minnares, zoals ik een Servische soldaat zag doen in een televisiedocumentaire, en het al te bevlogen pacifisme van degenen die zelfs ter verdediging geen wapen zouden willen aanraken of leveren, schommelt de gemiddelde mens die zowel de ene waarheid als de andere in zich draagt. Het hele leven wordt getekend door deze polariteit in onze psychologische make-up: enerzijds de behoefte aan spanning via gewelddadige films, sm, survivaltochten, bungy-springen, het beoefenen van gevaarlijke sporten; anderzijds behoefte aan rust, meditatie, vakantie, lui liggen aan het strand, cocooning, saunabezoek

Wie een oorlog heeft meegemaakt, kan er blijkbaar ook door besmet raken. In een interview in Opzij (januari 1993) zegt Fallaci over haar gefascineerd zijn door oorlogen:

Dood, angst, honger, ik ben er mee opgegroeid. Toen het vrede werd verdwaalde ik. Ik was helemaal niet klaar voor vrede. Ik had als kind zo goed geleerd om de oorlog te overleven, om bij bombardementen op het juiste moment te vluchten. Ik wist waar ik moest schuilen, hoe ik eten kon stelen. Je raakt dus gewend aan oorlog en langzaam vergeet je de oorlog, of denk je hem te vergeten. Maar het blijft in je onderwustzijn zitten en als je 30 jaar bent of 35 jaar, wil je terug naar de oorlog, om het te begrijpen, om je jeugd te hervinden.

Zij gaat naar een nieuwe oorlog, de oorlog in Libanon en op basis van haar ervaringen daar schrijft zij Insjallah, een rauw, aangrijpend boek. Zij maakt gebruik van haar schrijverschap door met woorden verslag te doen van een oorlog, zonder zelf aan die oorlog deel te nemen. Zij stelt zich boven de partijen en hoeft zich niet bezig te houden met de keuze voor vrede of oorlog, voor goed of kwaad. Haar boek is een, zij het fictionele, betrouwbare bron van informatie over oorlog. Een tegengestelde reactie, die niets met gefascineerd zijn door oorlog maar alles met afschuw en afkeer heeft te maken, vinden wij bij de schrijfster Dubravka Ugrešić, een Kroatische die vanwege haar kritische woorden over de oorlog in het voormalige Joegoslavië, door de nieuwe Kroatische republiek als verraadster wordt gebrandmerkt. In een oorlog wordt alles zwart-wit, goed en kwaad, vriend en vijand zijn duidelijk van elkaar onderscheiden, en wie nuances aanbrengt, wordt zowel door vriend als vijand gehaat en uitgestoten. Zo ook Ugrešić die nu in Berlijn woont. In haar boek Nationaliteit: geen en haar nieuwste boek De cultuur van de leugens, schrijft zij vooral over woorden als leugens.

Ugresic

Wat in die boeken schrijnend duidelijk wordt, is hoe oorlogen niet alleen met wapens worden gevoerd, maar worden voorbereid en gevoed door woorden. Woorden die worden geschreven door schrijvers die de haat en het vijanddenken aanwakkeren voordat nog maar een soldaat zijn hartstochtelijke oorlog gaat voeren. Hier wordt de schaduwkant van de vrijheid van meningsuiting zichtbaar. Zij roept op den duur zelf weer censuur op.

Maar stel dat de oorlog ophoudt, dat de doden voor zover mogelijk zijn begraven, de lintjes zijn opgespeld, dan begint de volgende oorlog: die van de herinnering en de waarheid. De Kroatische en Servische geschiedenis wordt nu al officieel herschreven en de waarheid zal moeten komen van dissidenten en onafhankelijke denkers en schrijvers als Ugrešić. Sinds de oorlog in voormalig Joegoslavië is ‘oorlog’ voor een groot deel van de naoorlogse Nederlanders pas echt in hun bewustzijn doorgedrongen. Ik zeg hier met opzet een groot deel, want onder andere voor naoorlogse joodse kinderen, kinderen van overlevenden van de Japanse kampen en kinderen van mensen die in de oorlog hadden gecollaboreerd, is deze oorlog altijd aanwezig gebleven. Zij zijn in zekere zin nooit bevrijd geweest. De bevrijde generatie voelt sinds het begin van de jaren negentig ook de adem van de oorlog in de nek en dit was de reden voor Lust & Gratie om een oorlogsnummer te maken. Dat dit nummer uitkomt in het vijftigste bevrijdingsjaar, is meer een samenloop van omstandigheden dan een geplande activiteit.

(Alle afleveringen van Lust & Gratie, lesbisch cultureel tijdschrift,  zijn raadpleegbaar in de bibliotheek van Atria, Kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis te Amsterdam.)