De Piersonstraat: een kraakgeschiedenis

Recent besteedde het tv programma Andere Tijden aandacht aan een grote kraakactie in Nijmegen uit 1981. 

In de zomer van 1980 besluit de Nijmeegse kraakbeweging het op te nemen voor de bewoners van de Piersonstraat, gelegen in de binnenstad van Nijmegen. In deze straat dreigen veertien huisjes te worden gesloopt omdat de gemeente vindt dat er een parkeergarage moet komen. De strijd met de gemeente loopt steeds hoger op en in februari 1981 is er een week van bezetting en wordt het buurtje door de krakers afgesloten met hoge barricades. Ondertussen hebben andere actiegroepen (o.a feministen) in de stad zich aangesloten bij het protest en schaart het merendeel van de bevolking zich ook achter de kraakbeweging. Op maandagochtend vroeg op 23 februari om 5.30 en bij een temperatuur van -5 wordt met buitensporig vertoon van militaire macht: M.E. busjes, tanks en pantserwagens, een helikopter, traangas en militairen de bezetting met veel geweld ongedaan gemaakt.

De parkeergarage is er uiteindelijk niet gekomen. Oude huisjes werden gerenoveerd en er kwam nieuwbouw. 

Recycling

In mijn boek Tropenritme (autobiografische fictie in de vorm van brieven uit 1988) heb ik de bezetting van De Piersonstraat beschreven en wat ik daar ervaren heb. Ik werkte destijds in de Vrouwenboekhandel De Feeks en een week lang namen wij deel aan de geweldloze blokkade.

Fragment uit: Ineke van Mourik Tropenritme (1988)

Brief aan de Oude Tovenaar

[…]

Een hele week had ik, samen met vele anderen, voor de hoog opgeworpen barricaden gezeten die de Piersonstraat afsloten. Op en achter de barricaden bevond zich het radicale deel van de krakers en hun sympathisanten die bereid waren het gevecht met de in groten getale aanwezige M.E. aan te gaan. Voor de barricaden zaten de sympathisanten die geweldloosheid voorstonden. De eerste dagen van de bezetting stonden wij merkwaardigerwijs onder bescherming van de M.E., die een cordon vormde tussen ons en groepjes jongens die ons met stenen en flessen bekogelden. Er waren demonstraties in de stad die eindigden op het plein, vlak bij het door de M.E. afgezette gebied. Voortdurend was de illegale krakersradio in de lucht. Af en toe konden wij door het cordon heen, dan weer waren de straten hermetisch afgesloten. Via aangrenzende huizen, binnenplaatsen en daken waren er geheime toegangswegen.

Er gingen geruchten dat het gebied zou worden ontruimd maar niemand wist precies wanneer. Ik was even naar huis gegaan om te eten en had de radio aanstaan. Ineens kwam het bericht dat het hele gebied rond de Piersonstraat zou worden afgegrendeld en dat waarschijnlijk de volgende ochtend de ontruiming zou volgen. Ik griste mijn zware soldatenjas van de kapstok, stak een fles wijn in mijn binnenzak en holde het huis uit. De straten waren al afgesloten maar ik wist een huis in de buurt dat via het dak toegang verschafte tot de Piersonstraat. Er heerste een zinderende spanning in de bijna verlaten straten. Ik belde aan bij het huis. De deur werd op een kier opengedaan en snel glipte ik naar binnen. Het was doodstil ondanks het grote aantal mensen dat in het trappenhuis stond. Eén voor één werden wij via een laddertje en een schuin dak met vervaarlijk rammelende pannen achter de barricaden gedropt en daar met gejuich ontvangen. Na enkele uren stond ik beneden en liep over het grote middenterrein richting geweldloze blokkade waar mijn feministische vriendinnen zich bevonden. 

Het was winter, koud en avond. Op de vlakte tussen de huizen brandde een groot vuur waaraan een aantal mensen zich stond te warmen en waaromheen druk werd vergaderd. Er werd opgewonden gepraat en de hoog oplaaiende vlammen gaven de gezichten een bezielde gloed. Ik dook dieper in mijn geliefde jas, die mij als een vertrouwd huis omsloot en bleef een tijd staan kijken. Ik voelde mij gelukkig en merkte dat alles in mij wakker was: mijn zintuigen, mijn ledematen en zelfs mijn geest. Ik gloeide, had geen last van koude handen en voeten, tintelde, leed niet onder loomheid en zwaarte, voelde mij energiek, mijn depressies waren verleden tijd. Ik was in mijn element en terwijl ik daar stond, betreurde ik het dat ik niet bij het radicale deel hoorde, niet met helm en stok achter de barricaden lag, niet die hele godvergeten corrupte bende op hun lazerij kon geven, niet een glorieuzere strijd kon leveren dan die van met anderen en bloc geweldloos zitten zijn. Dat laatste hoorde niet bij mij maar was het gedachtengoed van degenen met wie ik werkte en leefde en met wie ik mij als beschaafd mens had geïdentificeerd. 

Daar bij dat vuur identificeerde ik mij echter met de meest strijdbare brutale jongens en dat ene meisje. Zij stond enigszins apart in een driekwart getailleerde leren jas, korte minirok met maillot, rood gestikte cowboylaarzen. Zij droeg een wilde haarbos en schreeuwde af en toe iets naar de jongens. De koude leek haar niet te deren. Ik ging naast haar staan en vroeg haar om een sigaret. Zij kwam uit Amsterdam en trok door het hele land om krakers bijstand te geven bij ontruimingen. Zij was gespecialiseerd in het verdedigen van daken en had met enkele jongens haar intrek genomen in een leegstaande woning die uitkeek op de geweldloze blokkade, de M.E. en het plein. Vanaf het dak dat zij en haar vrienden met beddespiralen hadden afgeschermd tegen aanvallen van buiten, hielden zij de bewegingen van de vijand in de gaten. Angela heette zij, maar iedereen noemde haar Angel (Eenzjel). Ik had haar die week al eerder gezien toen zij vanaf het dak, als een Engel der Wrake, een bombardement van stenen op ons had laten neerkomen, dat gepaard ging met een scheldtirade. Wij schreeuwden terug. Er ontstond paniek totdat iemand naar het dak stormde en haar tot bezinning bracht. Angel was totaal geflipt op speed en te weinig slaap en zag overal de vijand, maar nu had zij ze weer allemaal op een rijtje, zei ze. ‘Dit is leven, waauw. De normale duffe troep daar word ik godskolere slaperig van. Actie, verdomme. Wat een gezeik in dit land, wat een uitgedroogde slapjanussen. Wat een grijze lusteloze impotente zooi. Dit is leven. Iedereen is zo geil als boter en ik fuck me een ongeluk alsof de dood me op de hielen zit. Wat een energie, waauw.’

Zij vroeg mij of het niet saai was uren op straat te zitten, stak haar zoveelste zware sigaret op en riep me, terwijl ik richting blokkade liep, na: ‘Slaap lekker pacifist, maar niet te lang want ze komen morgen en jullie krijgen de eerste klappen.’

Ik ben geen pacifist van nature en enigszins bezwaard begaf ik mij naar de plek waar wij ons inderdaad de volgende ochtend weerloos uiteen lieten slaan. Ondanks het geweldloze aandeel dat ik leverde, toch een teken van een zekere ‘nobele’ volwassenheid, was de hele week van bezetting, spanning, onderlinge solidariteit, vindingrijkheid en rechtvaardigheid, voor mij ook het spel van mijn kinderjaren. Mijn rationele deel bezag het gebeuren ernstig en serieus, maar een ander deel, waarvan ik nu pas weet heb nu ik de week reconstrueer, ervoer het als spel, als niet helemaal echt, maar bijna echt. De herinneringen uit mijn kinderjaren, het vitale, het ontlopen van het gevaar, het wakker zijn, werden door deze bezetting zo geactiveerd dat zij de plaats innamen van de echte situatie die, als ik mij er met veel moeite in verplaatste, alleen maar afschuwelijk was. Elke oorlog is afgrijselijk, maar om dat te voelen, is meer nodig dan deze obligate constatering. Ik realiseer mij dat bijna iedereen meerdere ijzers in het vuur heeft liggen.

Er zijn mensen die vechten omdat zij dat nog nooit hebben gedaan: leren; er zijn mensen die vechten omdat zij laf zijn: moed; er zijn mensen die vechten omdat zij verontwaardigd zijn: rechtvaardigheid; er zijn mensen die vechten omdat zij anders in slaap vallen: levensnoodzaak; er zijn mensen die vechten omdat zij zich vervelen: sensatie; er zijn mensen die vechten omdat zij een kinderspel spelen: kinderachtig; er zijn mensen die vechten omdat zij hun depressies de baas willen blijven: therapie; er zijn mensen die vechten omdat zij willen winnen: macht, heldendom; er zijn mensen die willen vechten omdat zij willen verliezen: slachtofferschap; er zijn mensen die vechten omdat zij autoriteiten willen tarten: reactie; er zijn mensen die willen vechten omdat zij geprikkeld willen worden: lust; er zijn mensen die willen vechten omdat zij tegen alles en iedereen zijn: huurlingen.

[…]

Daniel van Mourik, 9 mei 2021

Lees meer: https://nl.wikipedia.org/wiki/Piersonrellen

Andere Tijden over De Piersonacties: 14 april om 22.20 op NPO2

Ischa Meijer en Andreas Burnier

Herinnering

Het is begin jaren tachtig als ik vanuit Nijmegen verhuis naar Amsterdam. Ik heb net een souterrain in onderhuur betrokken op de Weesperzijde en mijn verhouding met Andreas is nog zeer pril. Op een van de eerste ochtenden loop ik over de Nieuwe Amstelbrug richting de Pijp. Ik wil mijn nieuwe stad leren kennen en ik voel me opgewekt en nieuwsgierig. Een man loopt mij tegemoet en als vanzelfsprekend groet ik hem en hij groet vanzelfsprekend terug. Als ik verder loop, realiseer ik me dat ik die man alleen van een foto ken. Ik heb hem begroet zoals ik onbekende klanten, die ik alleen van gezicht kende uit de vrouwenboekhandel in Nijmegen waar ik jaren werkte en die ik op straat tegenkwam, begroette. Dat soort groeten kende ik al vanuit mijn jeugd. In de kleine plaats waar ik opgroeide, zei je iedereen gedag en ook met onbekenden knoopte je als je zin had een praatje aan. Amsterdam is een grote stad en ik liep daar die ochtend alsof elk mij tegemoet lopend persoon een halve bekende was. Die halve bekende bleek Ischa Meijer te zijn en pas veel later zou ik hem via Andreas en zijn boeken en programma’s leren kennen. Wat heet leren kennen? 

Iedereen die in Amsterdam op straat liep, kwam hem wel eens tegen. Carmiggelt was de melancholieke chroniqueur van de Amsterdamse kroegen en de gesprekken die daar plaatsvonden, maar Ischa was de brutale en onbeschaamde Joodse straatslijper die iedereen aansprak, overal naar binnen liep en daar dan vervolgens ook weer over schreef. Nee, je leerde hem nooit helemaal kennen want hij was als kwikzilver. Ik heb een keer met hem een half uur door de stad gelopen en in die korte tijd zag hij alles, becommentarieerde alles, dronken we koffie in een rare kroeg, vroeg hij mij de hemd van het lijf, sprak iedereen aan die we tegen kwamen en nodigde me genereus uit om eens soep bij hem te komen eten en als ik kwam dat ik dan niet moest schrikken want dat bereiden van soep deed hij altijd slechts gekleed in een onderbroek. Hij was voor mij degene die van Amsterdam een dorp maakte, de beste straatslijper en flaneur die ik ooit heb ontmoet. Onvermoeibaar rondstruinend alsof hij in zijn eentje de stad wilde terugveroveren op de gruwelijke geschiedenis van zijn vermoorde Joden. 

Op zijn begrafenis was de hele stad met al zijn verschillende bewoners uitgelopen en zaten wij na in het koffiehuis bij hem op de hoek. Ik herinner me dat de begrafenis op zaterdag was en dat Andreas en ik de dag erna met een aantal Joden terug zijn gegaan naar Zorgvlied om kaddisj te zeggen. Ischa heeft in zijn leven Andreas een aantal keren geïnterviewd en de laatste keer was in 1991. Nu 25 jaar na zijn dood in 1995 is dat interview te beluisteren in de serie podcasts over Ischa van de VPRO. Vandaag heb ik ernaar geluisterd en werd er door ontroerd. Ik ken het interview want we hebben het in geschreven vorm in 2003 (een jaar na Andreas’ overlijden) opgenomen in een bundeling van haar essays, brieven en interviews Een gevaar dat de ziel in wil. Andreas en Ischa mochten elkaar en dat is te horen in het interview. Hun beider toon is overwegend zacht, weloverwogen, soms bijna voorzichtig. Ronit Palache spreekt in het geval van Ischa over lieve brutaliteit. Van hun beider felheid, die van Ischa vooral verbaal en van Andreas in haar polemische geschriften, hun reputaties van ‘bad boy’ en ‘rebel’, krijgen we in dit interview de andere zijde te zien. Zij zijn zich in dit interview duidelijk bewust van hun beider kwetsbaarheid over de onderwerpen die ter sprake komen: oorlog, kampen, onderduik, jodendom, homoseksualiteit.  

In het OBA Live programma van 14 februari maakte Ronit Palache, die een bundel met teksten van Ischa samenstelde, een interessante opmerking. Zij zei: ‘Kun je iets voelen zonder taal?’ Wat zowel voor Ischa als Andreas geldt, is dat zij via de taal gevoelens die niet werden benoemd, werden verzwegen of waarover werd gelogen, benoemden en de wortels ervan blootlegden en taboes doorbraken. Zij gingen ver daarin, zij het op verschillende manieren, en daarin zit ook hun beider verwantschap en waardering voor elkaar. Voor Andreas was het praten en schrijven over met name Joodse onderwerpen lang met angst en onderdrukte woede omgeven. In haar werk heeft dat een hele geschiedenis, van Het Jongensuur (1969), haar boek over de onderduik en daarna zwijgen tot 1986 als zij in De trein naar Tarascon opnieuw het thema aanroert. Eind jaren tachtig keert zij terug naar het (liberale) jodendom, haar harnas valt, en dan volgt een stroom van publicaties (essays, krantenstukken en een roman De wereld is van glas) over Joodse thema’s. Ik denk dat zij Ischa vooral bewonderde om zijn ogenschijnlijke angstloze onbeschaamdheid en om aandacht krijsende uitspraken en teksten. Iets wat zij op die manier niet durfde.   

Andreas die bijna nooit iemand thuis uitnodigde, had Ischa en Connie in 1991 genood om te komen eten. Halverwege de maaltijd vroeg Ischa half verontschuldigend of Connie en hij een sigaret konden roken. Andreas en ik leefden rookvrij maar Andreas zag dat Ischa en Connie wel moesten roken wilden zij de avond redelijk doorkomen en stemde ermee in. De stemming steeg meteen, ook door het overvloedige wijngebruik van ons allen. Bij het afscheid was de asbak boordevol en heeft het huis nog wekenlang gestonken. Bij het afscheid kregen we ieder een bundel met Dikke Man columns cadeau met voor elk een mooie opdracht. 

IMG_1746IMG_1747

 

In de podcast vraagt Anton de Goede aan het einde van het interview aan Ronit Palache of het interview nog relevantie heeft voor nu. Zij benadrukt het historische karakter maar ook dat we uit het gesprek van Ischa en Andreas kunnen leren waartoe uitsluiting kan leiden en hoe angst en ellende veel naoorlogse levens heeft getekend. Zij roept ook uit: ‘De stem van die vrouw, zo beschaafd, zo intelligent, zo schrijnend!’ Ja, die stem is uniek en warm en zeker als de aangever en vragensteller Ischa Meijer is. Het is bijzonder dat we dit gesprek weer kunnen beluisteren. Een mooie keuze van Ronit Palache en met dank aan de VPRO!

Podcast ook te beluisteren online via VPRO site: https://www.vpro.nl/programmas/ischa-meijer/een-dik-uur-ischa-op-de-radio/aflevering-1.html

 

Lesbian Nation

Verhaal uitgesproken op 9 december 2016 t.g.v. een bijeenkomst/reünie van Lesbian Nation bij Cantina Vocaal te Amsterdam door Ineke (Daniel) van Mourik.

Lesbian nation3

Ik vraag mij regelmatig af of ik als ik in een ander tijdperk was geboren niet in het gekkenhuis terecht zou zijn gekomen. Je diep van binnen onbehaaglijk voelen, voelen dat er iets niet klopt in de wereld die je kent van opvoeding en onderwijs, is niet genoeg om je als individu los te kunnen worstelen uit een cultuur. Daarvoor heb je anderen nodig, kennis van hoe de wereld is geworden wat zij is en ideeën over hoe je een cultuur zou kunnen veranderen. Blijkbaar moet je ook de tijd mee hebben en die had ik. Als eind jaren zestig de vrouwenbeweging weer een nieuwe impuls krijgt, wordt dat voor mij het begin van een eindeloos avontuur. Ik las en las. Boeken van feministische schrijfsters werden dagelijkse kost. Maar ik bleef een kamerfeministe, veilig achter mijn bureau in Nijmegen, met lineaal en potlood in de hand om alles aan te strepen wat voedsel voor mijn uitgehongerde ziel was. Van o.a. Paarse Septemberkrant, S.C.U.M. manifest, Jill Johnston’s Lesbian Nation (1973) tot Germaine Greer, The Female Eunuch en opnieuw De Tweede Sekse van Simone de Beauvoir.Terwijl Dolle Mina demonstreerde, Joke Smit de topfeministe was en MVM op volle toeren draaide, bleef ik mij deels een buitenstaander voelen.

Totdat ik via een vriendin werd gevraagd om voor het landelijke tijdschrift Lover tijdschrift signaleringen te maken. Weer later werd ik in de tekstredactie gevraagd. Regelmatig vergaderden we met de redactie in Nijmegen en later vooral in Utrecht bij de Heksenkelder, de eerste vrouwenboekhandel in Nederland die in 1975 werd opgericht. Een volgende stap naar buiten was het samen met anderen organiseren van een  vrouwenavond bij Dien in het café De La Paix waar de Nijmeegse lesbische vrouwen elkaar troffen rond de flipperkast en het billard. Zochten we daarvoor onze toevlucht in duistere homokroegen, bij Dien werd het al feministischer.

Toen gebeurde er iets dramatisch dat mijn leven een grote wending zou geven: mijn oudste zus verongelukte op 27 maart 1977 in het grote vliegtuigongeluk op Teneriffe. Ik studeerde nog, liep stages en aarzelde over de toekomst. Ik wilde niet de wetenschap in en mijn opleiding tot orthopedagoge had mij in instellingen (o.a. gevangenissen) gebracht waarin ik mijzelf als de grootste gevangene beschouwde. Het verlies en een aantal maanden van depressie die erop volgden, maakten iets in mij los dat mij bevrijdde. Ik besloot mijn hart te volgen en wilde (ook al had ik geen enkele ervaring met zakendoen) een vrouwenboekhandel oprichten. Ik sprak erover met Ineke Zijlmans. Zij kende een vrouw die dezelfde plannen had. Dat bleek Veronie Koopmans te zijn die al een aantal vrouwen op het oog had. We kwamen bij elkaar, besloten tot oprichting van een vrouwenboekhandel, café en documentatiecentrum, en op 23 november openden we aan de Eiermarkt in Nijmegen, de Feeks.

Wie een cultuur wil scheppen of herscheppen, begint met kennis en overdracht, een ontmoetingsplaats en en legt alles vast voor de toekomst. In een opmerkelijk korte tijd lukte het de eerste stap hiertoe te zetten met een simpele formule, zonder businessplan, en met weinig geld. Elders in het land waren er al vrouwenhuizen, maar er kwamen meer en meer vrouwenboekhandels en vrouwencafé’s en het hart van die laatste initiatieven werd gevormd door de lesbisch-feministen.

De Nijmegen – Amsterdam Connectie

Er is afstand en gevoelsafstand. Zo is de reis van Nijmegen naar Amsterdam korter dan die van Amsterdam naar Nijmegen. Dus namen wij, lesbisch feministen van het eerste uur, regelmatig de trein naar Amsterdam. Amsterdam was al langer het Walhalla van vrijheid van ‘the love that  dare not speak its name’ en van kroegen als Taboo, Coupé de Paris en dansgelegenheden als de Schakel. Maar nu vermengde deze ‘verboden’ liefde zich met het feminisme en bezochten we andere kroegen zoals het fameuze ‘Schaartje’ in de Spuistraat en ‘De Lange Gang’. In andere steden was een zelfde ontwikkeling te zien. Er ontstonden eilanden van lesbisch-feministische cultuur waarbij Lesbos verbleekte. Maar Amsterdam was Sappho en de lesbo’s van buiten Amsterdam zaten graag aan haar voeten (ook al hadden wij in Nijmegen onze eigen oude Sappho, Andreas Burnier).

ScanDe Nijmeegse meisjes werden wij genoemd in vrouwencafé Saarein en vrouwenboekhandel Xantippe. Het opmerkelijke was dat wij ons als provincialen via liefdesrelaties, café-bezoek en deelname aan activiteiten moesten invechten in de Amsterdamse lesbo-cultuur. Een cultuur die wij met elkaar deelden en steeds meer gingen delen. Mijn relatie met Maaike Meijer bracht mij diep in de Amsterdamse lesbo-cultuur en na het drinken van een halve fles whiskey met Sjuul Deckwitz in boekhandel Xantippe werd de band met de vaste clientèle van het nabijgelegen vrouwencafé Saarein ook steeds inniger.

In Nijmegen werd De Feeks het ontmoetingscentrum  van alle vrouwen die iets wilde (feministische actie of een vriendin, of vaak allebei).  We initieerde een groot internationaal muziekfestival (1980), we deden mee aan demonstraties, gaven boeken uit, organiseerden avonden over kunst, literatuur en politiek, discussieerden tot we erbij neervielen, gaven veel feesten (zoals het Jurkenfeest of kom als uw favoriete schrijfster), hadden ook net als in Amsterdam een moeder-dochterdag, en verzonnen ludieke acties in de stad en practical jokes in de boekhandel (dit soms tot lichte verontwaardiging van klanten). We hadden een ongelooflijke collectie boeken, tijdschriften en platen en bestelden die in alle hoeken en gaten van de wereld. We reisden zelfs naar Parijs om daar boeken te gaan ophalen als het Franse chauvinisme te erg opspeelde.

We spitten de hele geschiedenis om en groeven naar de schatten die daarin verborgen lagen en maakten nieuwe geschiedenis door het scheppen van een cultuur die meer was dan een subcultuur. Een cultuur die de patriarchale fundamenten wilde vervangen door andere, meer humane. Een cultuur waarin vrouwen hun potentieel konden ontwikkelen en konden bijdragen aan en nieuwe visie op de samenleving. Tegelijkertijd bloeiden de liefdesrelaties en gingen ook weer ten onder. Er werd druk geëxperimenteerd en alles werd uit-en-te-na besproken.

Je had in Nijmegen het Vrouwencentrum en je had De Feeks, maar de meer politiek incorrecte potteuze dames wilden meer. We organiseerden een Pottenmaand met openbare receptie midden in een drukke winkelstraat op de Ganzenheuvel en onder de bezielende leiding van Ineke Zijlmans en Bobby Linschoten (later stond ik daar ook achter de bar) werd er op zondagavond in de kelder van homocafé De Plak, in de Pottengrot*,  gedanst op foute muziek en boden wij voor het dansen provocerende activiteiten aan) en we brachten Lesbiafonia ten gehore. Wat de Nijmeegse Feeks ook kenmerkte was dat we ook deel uitmaakten van alternatief Nijmegen en daarom vaak werden betrokken bij andere acties zoals de fameuze bezetting van de Piersonstraat. En we waren de enige in Nederland (tot afgrijzen van een deel van de vrouwenbeweging) die een aantal personen in de Feeks betaalde. Achteraf gezien waren we dus eigenlijk voorlopers, maar dit terzijde.

In al die jaren maakten velen van ons regelmatig de korte reis naar Amsterdam en soms ondernamen de Amsterdamse meisjes (meestal vanwege de liefde of korte flirtations) de lange reis naar Nijmegen.

In Amsterdam demonstreerden we mee in de eerste homodemonstratie in 1979 en samen met Amsterdam speelden we uit en thuis in het damesvoetbal. We zaten in de zaal bij de fantastische playbackshows en gingen naar alle plekken in de stad waar iets gebeurde op feministisch, maar vooral lesbisch feministisch gebied. De weekenden in Amsterdam waren een mengeling van het zakelijke, organisatorische, ideologische, het feestelijke, het liefdesleven, van humor en verdriet, van dansen en drinken. En uit die kolkende creatieve chaos ontstonden nieuwe initiatieven.

Zo werkte ik vanuit Nijmegen mee aan Lover, het Lesbisch Prachtboek (1979) en later, toen ik verhuisde naar Amsterdam, aan het tijdschrift Lust & Gratie.

De maagdelijke geboorte van een nieuwe cultuur

Dat wat subcultuur werd genoemd is naar mijn idee veel meer dan een subcultuur geweest. Het was en is nog steeds een revolutionaire beweging die zonder wapens een nieuwe werkelijkheid probeert te scheppen. De geboorte van deze cultuur was een maagdelijke en daarom een van vrouwen. Want dat hebben we ook geleerd: als er sprake is van een maagdelijke geboorte dan kan dat alleen door parthenogenese en dan zijn de borelingen vrouwelijk.

Na bijna veertig jaar zijn we hier om elkaar zoveel mogelijk verhalen te vertellen. Verhalen die wij willen documenteren voor de generaties na ons. Om de oneindige creativiteit en diversiteit te laten zien van een feminisme dat veel verder reikt dan emancipatie, verder dan het glazen plafond, verder dan de bestrijding van onrecht en geweld tegen vrouwen.

LesbianNation2

Maar wie weet zijn we ook weer bij elkaar om door te gaan en nieuwe initiatieven te ontplooien. De wereld is veranderd, maar helaas niet alleen ten goede en wat we nu meer dan ooit nodig hebben is een vernieuwende strijdbaarheid. Een strijdbaarheid met wijsheid en inzicht.

We kunnen niet op onze lauweren gaan rusten. Wij maakten deel uit van een van de meest revolutionaire bewegingen van de vorige eeuw. Laten we dat ook blijven in deze eeuw. Provincialen en grootstedelijken Verenigt U!

* Ik heb hierover geschreven in mijn boek Tropenritme in het hoofdstuk ‘De Directrice van het Nachtheelal’. 

Zie meer over Lesbian Nation op de site: vrouwennuvoorlater.nl

De hele bijeenkomst is gefilmd door Netty van Hoorn en deze film ligt ter inzage bij Atria en IHLIA. 

Muziek uit mijn jeugd

Manja Ressler vroeg mij via FB in 2015 om zeven dagen lang muziek uit mijn jeugd te delen. Dat heb ik gedaan met youtube fragmenten. Hier alleen met foto’s.

Dag 1 zondag 20 december 2015

Het moet in de jaren vijftig zijn geweest dat mijn oudste broer ons via een 45 toerenplaatje voor het eerst liet kennismaken met rockmuziek: Bill Haley met Rock around the Clock. Ik was pas zes of zeven maar volgens mij sprongen mijn jongere zusje en ik (als de ouders even hun hielen hadden gelicht) ook zo door de kamer als op het filmpje. Minder danstechnisch goed maar wel wild.

images-11

Wij hadden een radio, eigenlijk meer een radiomeubel. Als je boven het radiogedeelte een klep open deed, bevond zich daaronder de pickup die je op twee toeren, 45 en 78, kon zetten. Grappig was altijd als het verkeerde toerental op stond. Dan klonk er of een sonoor traag gebrom of een hoog snel smurfengeluid. Je had ook een vaste hand nodig om de naald (eerst stofrestje verwijderen) precies goed bij het begin op de plaat te zetten.

Mijn oudste zus droeg jurken met een petticoat en bewoog zich voort op zulke hoge hakken dat de schoenmaker ze altijd als de hakken weer eens gerepareerd moesten worden demonstratief op de toonbak zetten. Ze waren zo hoog dat ze omvielen. Hoe kan een vrouw daar op lopen verzuchtte hij dan. Van haar leerde ik de foxtrot en de quickstep.

Dag 2 maandag 21 december 2015 

Mijn ouders hadden een verantwoorde box met een selectie van klassieke platen in huis. Nee, niet mijn ouders, mijn moeder had die aangeschaft, want mijn vader heb ik nooit kunnen betrappen op enige muzikale voorkeur. Luisteren in het algemeen was niet zijn sterkste zijde en ik denk dat het daar wat mee te maken had. Ja, hij had wel affiniteit met de plaatstelijke harmonie, daar was hij voorzitter van.

Als de harmonie eruit op trok dan werd mijn vader thuis opgehaald. In de verte hoorde je al de vrolijke klanken. Voor het huis stopten ze de leden in gelid en draaiden collectief een kwartslag. Als mijn vader zich vooraan naast het vaandel van Oefening Baart Kunst in hun gelederen had gevoegd, draaiden ze weer een kwartslag en liepen al spelend verder. Wij dansten er achteraan.  Na afloop van de gebeurtenis ter ere waarvan zij speelden, ging iedereen steevast naar het café.

Mijn moeder had een romantische ziel.  Zij luisterde het liefst naar de suikerzoet gevooisde stem van Jim Reeves. Wij vonden dat maar niks want ondertussen waren we in de jaren zestig beland en er stond van alles op uitbarsten.

images-10

Maar Jim Reeves is toch in onze oren blijven hangen. Mijn broer, de zanger Alex Roeka, memoreert Reeves’ klanken in zijn prachtlied Moeder (te horen op Youtube).

Wat hebben wij veel niet gezien als kinderen. Wij hebben onder andere niet gezien dat mijn moeders muzikale voorkeuren een diepe expressie waren van een onvervuld verlangen. Nu, alsnog voor haar: ‘I love you because…’

Dag 3 dinsdag 22 december 2015 

In ons gezin bestond een jarenlange traditie van zingen op feesten en partijen. Mijn moeder was de absolute inspirator voor dit edele schuifdeurwerk.  Was iemand 25 jaar getrouwd of bij een ander jubileum dan klom zij in de pen en componeerde een lied op een bekende wijs.

Later op de avond van de festiviteit, als mijn ooms licht aangeschoten waren, werden ze door mijn moeder in een wit kleed gehuld met engelenvleugels op hun rug en moesten zij het achtergrondkoortje vormen bij haar feestlied.

Mijn moeder hielp mij toen ik mee wilde doen (zij deed ook mee) aan een talentenjacht ter gelegenheid van het 600-jarig bestaan van Ravenstein, de plaats waar ik geboren ben. Ik was elf jaar jaar en won de tweede prijs (een vriendin op de rolschaatsen kreeg de eerste prijs). Mijn moeder kreeg volgens mij een eervolle vermelding vanwege haar lied ‘Het stadje Ravenstein, die piek, piekfijne stad’ Wat later won ik de eerste prijs op een songfestival in Oss.

Een jaar lang was ik een regionaal kindsterretje. Ik zong o.a. bij openingen van parochie- en buurthuizen, bij een personeelsfeest van een fabriek in Oss en voor de blinden in Grave. Het goede doel stond in mijn moeders levensbeschouwing voorop en zo behoedde zij mij voor de aasgieren die er waarschijnlijk toen al waren om een onschuldige kinderziel te exploiteren.

images-9Deste verwonderlijker waren de keuzes van de liederen die zij mede aandroeg. Naast liedjes uit het repertoire van Connie Froboes (Zwei Kleine Italiener) en Jan & Kjeld (Banjo Boy), zong ik o.a. een pikant lied van Connie Francis, Lipstick on your Collar.

Ik heb mij later wel eens afgevraagd of mijn moeder wel goed genoeg Engels kon om dit volwassen lied helemaal te begrijpen. Toen ik naar kostschool ging, wilde ik ophouden met optredens omdat ik het na een jaar al vervelend begon te vinden dat iedereen mij alleen maar zag als dat leuke zingende meisje.

Wat wel bleef waren de varieté-avonden die wij op kostschool organiseerden en in de weekenden thuis het tweestemmig zingen met mijn zusje bij de afwas van het repertoire van Corrie en de Rekels. Een van de favorieten was: Vaarwel, ik zal geen traan meer om je laten. Wij hielden van dat soort muziek nog voordat het camp werd.

Dag 4 woensdag 23 december 2015

In de jaren zestig zat ik op kostschool Notre Dame des Anges bij de Franse nonnen in Ubbergen. Veel popmuziek bereikte ons niet. Af en toe een vleugje Beatles (Yesterday) door een leerlinge naar binnen gesmokkeld, maar toegestaan waren wel sommige Franse chansons en en natuurlijk ook de Belgische Soeur Sourire, met haar verantwoorde lied Dominique, Nique, Nique…. Het vervolg van haar carrière was minder onschuldig dan de nonnen dachten. Maar daar hebben ze waarschijnlijk nooit meer een gedachte aan gewijd.

images-8

Het lied werd wereldberoemd, maar alle opbrengsten gingen naar het klooster. Later (ze was inmiddels uitgetreden) werd Soeur Sourire achtervolgd door de belastingdienst die haar alsnog wilde plukken.

De lesbische liefde kon haar depressies blijkbaar niet verlichten. Of was dat in die jaren nog zo’n taboe dat dat alles alleen maar verergerde en was dat de reden dat zij was ingetreden?

In 1985 pleegde zij samen met haar vriendin zelfmoord. Wat er allemaal precies is gebeurd weet ik niet maar de titel van een documentaire (uitgezonden in 1985 door Veronica) is veelzeggend: Sœur Sourire, een glimlach tussen hemel en hel. Wat een verborgen tragiek in die tijd!

En ik? Ik wist nog in het geheel niet van dit soort zaken.

Ik leerde, genoot van de bijzondere natuur op de scheiding van heuvels en de Ooipolder, las, droomde en speelde, en er waren hartsvriendinnen.

Facebook Nostalgia voor de kerstavond. Speciaal voor degenen die geen kerst vieren zoals alle ongelovigen, atheisten, agnosten, joden, moslims, hindoe’s, boeddhisten en anderszins. Muziek brengt licht!

Dag 5 donderdag 24 december 2015

Er waren op kostschool niet alleen veel regels en verboden maar ook censuur op muziek en literatuur.

Rome dicteerde wat er wel en niet gelezen mocht worden. De Index librorum prohibitorum (lijst van verboden boeken) of kortweg de Index was van 1559 tot 1966 een door de paus vastgestelde lijst van boeken die katholieken niet mochten lezen omdat ze verwerpelijk werden geacht.

In de kunstgeschiedenisboeken waren vijgenbladeren  aangebracht waar zij niet altijd oorspronkelijk waren zoals men notabene in Rome zelf met eigen ogen kon aanschouwen. Precies tot het jaar van mijn eindexamen was de Index in werking.

Maar er bestond ook een niet uitgesproken censuur van een katholieke wereld die stilzwijgend in me was geslopen en waardoor ik in een eigen verborgen, geheime binnenwereld leefde. Die was nog onuitgesproken, die had nog geen woorden maar alleen gevoelens.

Ik maakte deel uit van een wereld die de juiste antwoorden pretendeerde te hebben en deels leefde ik in een wereld van vragen die ik niet mocht of kon stellen of die ik zelfs niet eens kon formuleren.

Verboden houden de spanning erin en wij werden erg inventief om te ontsnappen aan de strenge blikken van de nonnen. Alles buiten de poort was Avontuur. We klommen over het hek en de laatste twee jaren van mijn middelbare schooltijd, toen er niet meer zo op ons werd gelet, gingen wij elke dag naar het café De Tol, lager gelegen op de berg, om koffie te drinken en naar de jukebox te luisteren.

Die jukebox was een enorme uitvinding en een prachtig kleurrijk cafémeubel. Voor een kwartje kon je kiezen wat je wilde horen en dan zag je dat je favoriete plaatje automatisch uit een ronddraaiende schijf werd getild en op de platenspeler werd gelegd.

images-7

Een van mijn favorieten was Save the Last Dance van de Drifters. Weliswaar meer jaren vijftig, maar het was Engelstalig en dat was op zich al nieuw en de nonnen zouden er absoluut tegen zijn.

Nadat wij ons een uur hadden gelaafd aan verboden muziek, gingen we snoep kopen in het winkeltje aan de overkant en liepen dan weer terug om op onze kamers huiswerk te gaan maken. We leidden een beschermd leven en het zou nog maar even duren voordat we werden vrij gelaten in een wereld die ik eigenlijk nauwelijks kende.

Facebook Nostalgia, vandaag voor al degenen die Kerstmis vieren en ook nog weten waar dit feest over gaat. Nooit vergeten: het kindeke Jezus (Yeshua ben Myriam we Joseph) was een joods jongetje.

Dag 6 vrijdag 25 december 2015 

Ik heb drie broers en mijn oudste broer bracht Bill Haley het huis in. De broer die op kostschool in Weert zat, had een grote voorliefde voor Salavatore Adamo, zoon van een Belgische mijnwerker die oorspronkelijk afkomstig was uit Sicilië. Zijn Tombe La Neige schalde voortdurend door het huis.

images-6

Maar degene die eind jaren zestig mijn ziel het meest raakte was Leonard Cohen. Ik was net gaan studeren in Nijmegen en was van de ene dag op de andere van een vijfjarig verblijf in een omheinde kostschool in de vrije wereld van het op kamers wonen beland.

Mijn varende derde broer keerde in die tijd terug van een reis en bracht het debuutalbum van Leonard Cohen, Songs of Leonard Cohen, mee. Met een draagbare platenspeler trokken wij ons terug in het kantoor van mijn vader en op de grond zaten we uren, half in trance, te luisteren naar Suzanne, Sister of Mercy en al die andere liederen. Wat een geheimzinnige poëtische teksten en muziek!

Uit Suzanne:

Now Suzanne takes your hand
And she leads you to the river
She is wearing rags and feathers
From Salvation Army counters
And the sun pours down like honey
On our lady of the harbour
And she shows you where to look
Among the garbage and the flowers
There are heroes in the seaweed
There are children in the morning
They are leaning out for love
And they will lean that way forever
While Suzanne holds the mirror

Uit: Sisters of Mercy

Yes you who must leave everything that you cannot control.
It begins with your family, but soon it comes around to your soul.

Dat deze oude bard nog steeds alive and kicking is en mij nog steeds weet te bekoren en ontroeren, is een wonder. Tussen Leonard Cohen toen en Leonard Cohen nu ging een enorme wereld van muzikale rijkdom voor mij open. Niet alleen rock en pop, maar ook klassiek, blues, soul, wereldmuziek.

Voor 1967 was er weinig in vergelijking met wat later mijn oren bereikte.

Maar dierbaar was en is het.

In 1969 zouden de woorden uit Sisters of Mercy meer gaan betekenen dan alleen maar regels uit een lied. Maar daarover morgen.

Dag 7 zaterdag 26 december 2015

Het was 1969 en overal was het aan het gisten. In Amsterdam op het Spui hield Provo happenings en in Nijmegen roerden de studenten zich. Ik zat in het derde jaar van mijn studie en was al vroeg klaar met mijn tentamens en wilde een paar maanden weg. In de krant had ik een kleine advertentie gezien: counselors gevraagd om in de USA in een kinder zomerkamp sportlessen te geven en daarna kon ik met wat zakgeld een aantal weken door het land reizen.

Dat trok mij want het vooruitzicht om nog een zomer te blijven hangen bij mijn ouders of aan het strand te liggen met medestudenten leek mij mateloos saai. Ik wilde de hort op maar wist niet met wie en dit zou een uitgelezen kans zijn. Ver weg voor weinig geld.

Drie maanden lang werkte ik in een zomerkamp dat eigenlijk een afspiegeling was van mijn kostschool. Discipline en witte kleding (voor de staf) en elke ochtend een kring vormen bij het hijsen van de Amerikaanse vlag. Maar het was ook nieuw. Niemand kende me hier zoals vroeger op de kostschool en daarna in Nijmegen waar drie broers studeerden. Hier was ik niemands zusje en ik kwam uit een land waarvan nauwelijks iemand iets wist. Een verademing!

Die verademing werd nog groter toen ik ging rondreizen en een week bij een jong joods echtpaar in Chicago verbleef en daar de boeken van Herman Hesse, Jack Kerouac, Saul Bellow en Salinger leerde kennen. Het was het jaar van het grote muziekfestival in Woodstock en dat was overal te merken. Muziek, dansen en gratis voedsel in de parken. Na het witte uniform liep ik in bell bottom spijkerbroek en droeg ik een in leer uitgesneden ban-de-bom teken op mijn hals.

Het zinderde overal en op een feestelijker manier dan in Nijmegen waar het studentenverzet werd beheerst door studentenleiders die ellenlange theoretisch marxistische betogen hielden waar ik niets van begreep en waar iedereen zich ’s nachts klem zoop. Hier werd volop geblowd, maar daar waagde ik mij niet aan en ik was nog minderjarig voor de drankwet, maar broodnuchter viel er al veel te beleven.

images-5

De laatste week bracht ik door in New York en daar kon ik een kaartje bemachtigen voor de musical Hair. Dat was voor mij een enorme ervaring. De acteurs en zangers die van alle kanten uit de zaal zingend het podium opgingen. De politiek begrijpelijke teksten, het plezier, de vrijheid en de uitbundigheid, het was het leven zelf met alle emoties waarop geen taboes rustten. Na afloop mochten we allemaal het podium op om mee te dansen.

Een paar dagen daarna vloog ik terug en kwam, terwijl de zon boven zee opging, aan in Nederland. Vol heimwee. Er was iets in mijn ziel aangeraakt dat ik thuis nooit op die manier had kunnen vinden.

Barsten in het paradijs

Column geschreven voor OPZIJ oktober 2012

Tot mijn 11de levensjaar was mijn leven een paradijs en deed ik alles wat mijn jongens- en meisjeshart begeerde. Maar met het klimmen der jaren kwamen er barsten in dat paradijs. Het bleek te zijn opgedeeld in gebieden die je als meisje niet meer mocht of kon betreden. Me daarbij neerleggen zit niet in onze genen of, zoals mijn zusje altijd zegt: ‘Als ik een hek zie wil ik eroverheen.’ Het feminisme kwam als geroepen en toen ik door veel lezen ontdekte dat een wereld van wetenschappelijk, religieus en patriarchaal geblaat het fundament vormde van deze wereldwijde discriminatie was ik wakker.

Al tijdens mijn studie nam ik een radicale beslissing en begon met een aantal vrouwen in 1977 een vrouwenboekhandel/documentatiecentrum en café in Nijmegen, De Feeks. Zonder noemenswaardige PR stroomden de vrouwen toe en wij droegen bij aan een levendige landelijke feministische subcultuur. De innerlijke noodzaak was hoog, de tijd was rijp en er voltrok zich een wonderbaarlijke revolutie die ik als de succesvolste van de twintigste eeuw beschouw. Er was nauwelijks geld, maar veel inspiratie, inzet en energie brachten in een relatief korte tijd enorme veranderingen teweeg.

En hoe ligt de wereld er nu bij? Ik beweeg mij tussen himmelhoch jauchzend und zu Tode betrübt: de meiden van het voetbalteam FC Twente krijgen een auto, kleding en geld om zich in het damesvoetbal waar te maken. Vrouwen aan de top stoten hun hoofd aan het glazen plafond of raken verdwaald in het labyrinth. Het aantal vrouwelijke hoogleraren is bedroevend laag. Vrouwen doen het goed in de studie en lijden aan keuzestress omdat alles mogelijk is.

Op straat fietsen vrouwen op herenfietsen. Wereldwijd zijn vrouwen slachtoffer van uitbuiting en geweld. Wereldwijd roeren vrouwen zich en wij kunnen ons nu via de sociale media makkelijker dan in de vorige eeuw met elkaar verbinden en acties voeren. Want de revolutie is niet ten einde, zij gaat door. Luid roepend en krijsend, bedachtzaam analyserend, in het persoonlijke en politieke, in huis en op straat en in de stilte van een gestage innerlijke ontwikkeling die de eeuwenlange indoctrinatie zal transformeren.

Innerlijke noodzaak, gevoel van rechtvaardigheid en ethisch handelen zijn mijn feminisme en ik voel me verwant met al degenen die vanuit eenzelfde visie het leven vorm willen geven.